11 november komt er weer
aan en daarmee de jaarlijkse herdenkingen. Die zullen ook
respectievelijk 100 jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog en
bijna 75 jaar na het einde van de Tweede ongetwijfeld behalve over
oorlog en vrede ook over de good guys en de bad guys
gaan. Niet meer dan passend dus om in deze tijd van het jaar een
boekje te lezen dat nóg maar eens aantoont dat de officiële good
guys dat verre van altijd waren (en zijn).
Naar Engeland
gedeporteerd - Vlaamse geïnterneerden op het eiland Man - 1940-1945
is zo'n boekje. Carlos H. Vlaemynck schreef het neer "uit de
mond" (zoals dat dan heet) van Ieperling Luc Desramault en ik ga
er van uit dat het in 1984 bij De Nederlandsche Boekhandel
(DNB, sinds 1986 bekend onder de naam Uitgeverij Pelckmans)
verschenen werk ook nu nog verbazing kan wekken bij de lezers. Ikzelf
kende de basis van het verhaal, maar niet de "details", en
dit boek gaat in zowel op die basis als op die "details".
Wat die basis betreft,
die doet Vlaemynck al meteen in zijn inleiding uit de doeken:
"Toen België op 10
mei 1940 voor de tweede maal in nog geen kwarteeuw door Duitse
troepen overrompeld werd, besloot de regering alle verdachte
personen, zowel vreemdelingen als landgenoten, bij wijze van
voorzorgsmaatregel in hechtenis te nemen. Van uur tot uur zonden de
nationale radiozenders oproepen uit waarin de bevolking aangespoord
werd hulp te verlenen bij het onschadelijk maken van vijandelijke
parachutisten, spionnen en saboteurs. Weldra maakte er zich een ware
spionnen-psychose van de bevolking meester. Deze psychose werd in de
hand gewerkt door de sterke verhalen van de honderdduizenden
vluchtelingen. Overal dacht men leden van de 'Vijfde Colonne' te zien
en het aantal preventieve arrestaties steeg onrustbarend. Duizenden
mensen, onder wie vooral leden van het V.N.V., het Verdinaso, Rex en
de K.P. kwamen aldus in de gevangenis terecht. De meesten onder hen
waren onschuldig. Zij kregen echter de kans niet hun onschuld te
bewijzen omdat hun aanhouding slechts een zogenaamde 'voorlopige
administratieve veiligheidsmaatregel' was, hetgeen iedere vorm van
rechtsbijstand uitsloot. Nadat de Franse en Britse troepen op de 19de
mei het Nederlandse en het Belgische leger te hulp waren gesneld,
gingen de militaire autoriteiten van beide mogendheden eveneens tot
aanhoudingen op Belgisch grondgebied over. Zij deden dit onder
voorwendsel de aanvoerlijnen van hun strijdkrachten in het
opmarsgebied veilig te stellen. Vooral de Fransen lieten zich bij dit
wederrechtelijke optreden - België was immers een bondgenoot en geen
bezet gebied - niet onbetuigd. Met het oog op de te verrichten
arrestaties hadden zij zelfs maanden vooraf door geheime agenten in
het neutrale België 'verdachtenlijsten' laten opstellen. Ten gevolge
van het bijzonder snel oprukken van de Duitse troepen werd een
aanzienlijk aantal politieke gevangenen in uiterst verwarde
omstandigheden naar Frankrijk gedeporteerd. Voor velen onder hen
betekende deze wegvoering het begin van een wekenlange lijdensweg.
[Voor onder andere Joris Van Severen betekende het zelfs het einde,
noot van mij] Een kleine groep verdachten kwam evenwel in Engeland
terecht."
Bij die "kleine
groep verdachten" het hoofdpersonage van dit boekje, Luc
Desramault, destijds gouwleider (regionaal leider) van het Algemeen
Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond, voor wie deze deportatie vijf jaar
zou duren. Liever dan hier het hele verhaal dunnetjes over te doen,
houd ik het bij een aantal veelbetekenende citaten:
"Onze bewaking [bij
de eerste stop, de gevangenis van Ieper, noot van mij] bestond deels
uit politieagenten en deels uit leden van een soort plaatselijke
burgerwacht." [terwijl in "klassieke"
geschiedenisboeken altijd volgehouden wordt dat burgers pas andere
burgers gingen gevangenhouden tijdens de
repressie-annex-straatterreur, noot van mij]
"In de bus [waarmee
de stouterds afgevoerd werden richting Oostende om van daar richting
Engeland gedeporteerd te worden, noot van mij] kregen wij het
gezelschap van een zestal Joodse vrouwen die drie kinderen bij zich
hadden. Voorts waren er nog enkele communisten bij uit Moeskroen,
Wervik en Menen alsook enkele vreemdelingen." [Geef toe, een
gezelschap dat, als de Vlaams-nationalistische "verdachten"
nationaal-socialisten zouden geweest zijn, toch wel zéér explosief
was samengesteld, noot van mij.]
"Op onze bus zat er
een jonge jodin die door de natuur met heel wat charmes begunstigd
was. Zij bracht het zover dat een van de gendarmen erg verlangend
werd om even met haar alleen te zijn ... Toen beiden na geruime tijd
terugkwamen, bleek de jodin in het bezit te zijn van enkele koekjes
en karamels die wij van haar konden kopen om onze kwellende honger te
stillen. Zij bracht het zover dat wij zelfs een weinig water kregen
om onze brandende keel te verfrissen." [Het gemengde gezelschap
had dus duidelijk ook geen hekel aan mekaar, noot van mij.]
"Niettegenstaande
wij slechts verdachten waren, werden wij onderworpen aan het
reglement dat van toepassing was op de veroordeelden [in de Londense
gevangenis Pentonville, noot van mij] (...) Onze ondervragers hadden
een burgerpak aan en waren telkens met vieren. Merkwaardig genoegen
kregen wij nooit hun gelaat te zien. Zij droegen steeds een zwarte
satijnen kap voorzien van twee doorkijkspleten en een mondopening
over het hoofd. Het maakte aanvankelijk een vrij lugubere indruk en
liet ons het ergste vermoeden. (...) De ondervragingen duurden twee
dagen telkens zonder onderbreking van 8 tot 12 uur en van 13 tot 17
uur. Zij gingen gepaard met heel veel intimidatie. Herhaaldelijk
kregen wij te horen dat indien wij de waarheid niet zouden zeggen,
zij er die wel uit zouden krijgen! Herhaalde malen verklaarden zij
onomwonden dat zij ons zouden afmaken, hetgeen bij ons de bedenking
ontlokte dat indien zij toch reeds van plan waren ons te liquideren
het dan in feite geen zin meer had om ons te ondervragen. Het
kruisverhoor bestond meestal uit vragen die zij door elkaar stelden
in de hoop ons op tegenstrijdige antwoorden te kunnen vangen. Dit
leverde evenwel niets op aangezien wij niets te verbergen hadden. Wij
waren weliswaar allemaal op de een of andere wijze in de Vlaamse
beweging actief geweest, maar dit had met de oorlog nooit iets te
maken gehad." [Deze mensen waren dus zonder welke officiële
beschuldiging dan ook opgepakt, gedeporteerd en gevangen gezet en nu
hoopte de belgische staat er op dat ze zelf bewijzen zouden leveren
van collaboratie terwijl ze zelfs ... de oorlog niet van dichtbij
hadden gezien, noot van mij.]
"Toen wij in
Hutchinson [Hutchinson Camp, een Brits concentratiekamp op het eiland
Man, noot van mij] aankwamen, zaten er naar schatting wel vijfduizend
joden in het kamp en hoop en al een vijftigtal niet-joden, onder wie
Leo Hoste en ik." [Weer dat eigenaardige idee om potentiële
"nationaal-socialisten" op te sluiten samen met joden, noot
van mij.]
"Het is via dit
communicatiesysteem [in de gevangenis van Leeds, de volgende halte
van Desramault, noot van mij] dat wij tot de ontdekking kwamen dat er
in de gevangenis heel veel Ierse politieke gevangenen zaten. Zij
waren leden van de I.R.A. Wij hadden deze drie mysterieuze letters
reeds herhaaldelijk als graffiti op de muren van de gevangenis zien
prijken, maar de inhoudelijke betekenis van dit letterwoord was toen
nog maar een vaag begrip voor ons. Geleidelijk aan leerden wij deze
Ierse nationalisten en hun strijd voor de volledige hereniging van
hun eiland in één onafhankelijke republiek beter kennen."
[Ofte flater nummer zoveel van de Engelsen, noot van mij.]
"Hoezeer de Londense
politiemannen zich [dit keer in Camp X, een ander concentratiekamp op
het eiland Man, noot van mij] ook inspanden om het kampleven
draaglijker te maken, toch kreeg de drang naar de vrijheid sommigen
van ons zo erg te pakken dat er ontvluchtingspogingen werden
ondernomen. Een van de merkwaardigste pogingen werd op touw gezet
door drie geïnterneerde Nederlanders. Een was officier bij de
Koninklijke Nederlandse Marine, de tweede was stuurman bij de
Nederlandse Koopvaardij en de derde was piloot bij de K.L.M.. Alle
drie werden, terecht of ten onrechte, dat heb ik nooit geweten,
verdacht van lidmaatschap bij de N.S.B. Zij hadden hun tocht
zorgvuldig gepland en voorbereid. Aldus hadden zij wekenlang in de
fabriek waar zij overdag werkten kleine hoeveelheden benzine
gehamsterd. Op een mooie morgen kaapten zij ongezien een motorbootje,
brachten de benzine aan boord en startten de motor. Met een brede
zwaai staken zij van wal en stevenden op volle kracht de Ierse Zee in
zuidwestelijke richting op met de kennelijke bedoeling de kust van de
neutrale Ierse Republiek te kunnen bereiken. Aanvankelijk scheen hun
poging te zullen slagen maar plots kwamen zij echter in een
opstekende storm terecht. Aangezien de Ierse Zee een soort van
binnenzee is, zijn de golfslagen er kort maar krachtig. Zij kregen
water in de boot en de motor begon te sputteren. Weldra viel hij
geheel stil en wat zij ook probeerden om hem weer op gang te krijgen,
niets mocht baten. Voortgestuwd door de storm dreven zij af naar de
Schotse kust. Een Brits legervliegtuig had reeds de drenkelingen
opgemerkt en toen hun vaartuig in de branding aan diggelen sloeg en
zij uitgeput aan land strompelden, werden zij er opgewacht door
militairen die hen oprecht feliciteerden met de gedurfde stunt! Later
moesten zij voor een krijgsgerecht verschijnen en werden er tot één
maand gevangenisstraf veroordeeld wegens diefstal van benzine en het
ontvreemden van een boot. De Britse eigenaar van het vaartuigje
weigerde schadevergoeding te vragen. Als sportieve Engelsman vond hij
het al erg genoeg dat hun poging mislukt was!" [En dat zijn nu
de dingen die een mens veel te weinig leest in "oorlogsverhalen",
het respect dat "vijanden" voor mekaar kunnen opbrengen in
de juiste omstandigheden, noot van mij]
"Aldus gingen
langzaam maar zeker de oorlogsjaren voorbij. Een paar malen kregen
wij bezoek van leden van het Belgische Rode Kruis. Vóór onze
aankomst in 'Camp X' hadden wij ze nog nooit gezien. Met veel
tegenzin spraken zij Nederlands en het eerste wat zij deden, was ons
verwijten maken. Volgens hen waren wij slechte Belgen, omdat wij in
een interneringskamp zaten. Het was onze plicht dienst te nemen bij
het Belgisch Leger en te gaan strijden tegen de Duitsers. Daarop
hebben wij hen ons standpunt uiteengezet. Wij zegden dat wij bereid
waren de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië te vervoegen
op voorwaarde dat wij eerst volledig in het openbaar gerehabiliteerd
zouden worden. Daar konden zij niet voor instaan, zegden zij, wij
moesten dat met de Engelsen regelen. En wanneer wij dan met de
Engelsen daarover van gedachten wisselden, verwezen zij ons naar de
Belgische regering te Londen. Het gevolg was dat de zaken bleven
zoals zij waren en dat de afgevaardigden van het Belgische Rode Kruis
ons kamp niet meer bezocht hebben." [Kafka, iemand ?, noot van
mij]
En dan, dan moest de kers
op de taart nog komen:
"Toen de afreisdatum
aanbrak, pakten wij onze koffers en kregen wij onze
identiteitskaarten terug. Voorts gaven de Britten ons een
vrijgeleidebrief waarop stond dat wij in België overal mochten
heengaan waar wij maar wensten. Op 20 mei 1945, Pinksterzondag,
stapten wij voor het eerst in ruim vijf jaar als vrije burgers aan
boord van een Brits legervliegtuig. (...) Bij de uitgang van de
luchthaven [die van Evere, noot van mij] werden wij tegengehouden
door enkele mannen in burger. Zij wensten onze persoonsbewijzen te
zien. Geen onheil vermoedend toonden wij ze onze vrijgeleidebrieven.
Daarop zegden zij dat er voor ons vervoer voorzien was om ons naar
Brussel te brengen. (...) Toen men ons daar ter hoogte van het
Cantersteen liet uitstappen, werden wij spoedig omringd door een
vijandig gezinde menigte die, naar wij later vernomen hebben, daar
uit Duitsland gerepatrieerde collaborateurs stond op te wachten. Wij
werden er uitgemaakt voor 'sales boches' (smerige moffen) en kregen
harde klappen te incasseren. (...) Onder veel gejouw en getier van de
omstaanders werden wij [na een ondervraging in Cantersteen, noot van
mij] terug in de camion geduwd die ons na een korte rit in het 'Klein
Kasteeltje' afleverde. Wij vlogen er bij de aldaar reeds opgesloten
incivieken en brachten daar een tiental dagen door. Het eten was er
bar slecht en bestond hoofdzakelijk uit gedeshydrateerde rode kool en
wortelen. Weldra zat iedereen met diarree geplaagd. Daarna werden wij
overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis (...) Vanuit
Sint-Gillis werd ik dan overgeplaatst naar de inmiddels tijdens de
oorlog wederopgebouwde gevangenis van Ieper. (...) Het duurde tot in
september 1945 vooraleer ik de militaire auditeur te zien kreeg. Hij
wist mij alleen maar te vertellen dat er tegen mijn gedrag tijdens de
oorlog niets viel in te brengen en dat er derhalve geen reden was om
mij te vervolgen. (...) Aangezien ik onschuldig was, gaf de
krijgsauditeur bevel mij op staande voet [na zo'n vijf jaar volkomen
onterechte vrijheidsberoving dus, noot van mij] in vrijheid te
stellen. Hij gaf mij echter de raad mij voor mijn eigen veiligheid
voorlopig niet in de buurt van Ieper te vestigen. Ik heb zijn raad
opgevolgd en heb eerst een drietal maanden in Vilvoorde bij een
zuster van mijn vader gewoond. (...) Daarna heb ik nog zogezegd mijn
domicilie gehad bij mijn broer in Komen. Het is daar dat ik dan op 28
februari 1946 een officieel attest van buitenvervolgingstelling heb
bekomen."
Om dit waanzinnige
verhaal te beëindigen geef ik nog graag mee dat in die officiële
buitenvervolgingstelling nog steeds geen reden stond aangegeven
waarom Luc Desramault vijf jaar van zijn leven beroofd is door de
Belgische staat, maar wel dat die buitenvervolgingstelling "slechts
van voorloopigen aard" was en "het hernemen van het
onderzoek niet [verhindert] ingeval er zich nieuwe bezwaren
voordoen".
Allemaal het overdenken
waard als de wereld van de oorlogsjaren weer eens door iemand
opgedeeld wordt in zwart en wit ...
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !