Er is een tijd geweest waarin ik er een gewoonte van maakte bij elke
uitgave in de reeks Phoebus Focus ook op een of andere manier
de titels mee te geven van alle vórige uitgaven in die serie, maar
die tijd is – gelukkig voor u – al een tijdje voorbij. Een keer
je zo’n twintig boekjes ver bent en wetend dat die boekjes behalve
een titel ook steevast een ondertitel hebben, wordt zo’n opsomming
immers een hele klomp tekst, zelfs een klomp tekst waar u als lezer
mogelijk weinig aan hebt. Ofwel bent u immers al láng geïnteresseerd
in deze serie (wat goed zou zijn), ofwel slaat u die dingen sowieso
over omdat kunst u kan gestolen worden. Samen met het feit dat
vierentwintig titels opnoemen ook wel héél erg op bladvulling
begint te lijken, houd ik het dus wat dit – inderdaad –
vierentwintigste nummer in de serie betreft bij de titel en de
ondertitel dáárvan: Portret van keizer Servius Sulpicius Galba –
Peter Paul Rubens (1577-1640) en de Romeinse-keizerreeksen.
Waarmee u toch meteen al weet dat het portret in kwestie een werk is
van genoemde Peter Paul Rubens, een naam die zelfs de
spreekwoordelijke neanderthaler toch iets moet zeggen. Voor wie wat
méér interesse heeft dan die spreekwoordelijke neanderthaler: de
auteur, Nils Büttner, “is hoogleraar kunstgeschiedenis aan de
Staatliche Akademie der Bildenden Künste in Stuttgart”, “lid van
het Centrum Rubenianum vzw en van de redactieraad van het Corpus
Rubenianum Ludwig Burchard, de oeuvrecatalogus van Peter Paul
Rubens”, en – iets algemener -, aldus de achterflap,
gespecialiseerd “in de vijftiende-, zestiende- en
zeventiende-eeuwse kunstproductie en de brede culturele context ervan
in Duitsland en de Nederlanden”. “Zijn indrukwekkende lijst van
publicaties”, waarin ook deze qua volume zeker niet bijzonder
indrukwekkende publicatie (tachtig bladzijden) haar plaatsje
verdient, “vormt”, dixit nog steeds de auteur van de achterflap,
“een aaneenschakeling van belangrijke meesters uit de kunstcanon”,
onder andere “Jheronimus Bosch, Peter Paul Rubens, Johannes Vermeer
en Rembrandt”, wat toch kan tellen als intro. Meer, deze keer, dan
de klassieke intro, het Voorwoord, van Katharina Van Cauteren,
die zich in deze uitgave grotendeels beperkt tot slechts één aspect
van wat in dit boekje aan bod komt: de fysionomie van de in de titel
genoemde keizer. “(…) in het zog van eerst Pythagoras en later de
Italiaanse auteur Giambattista della Porta geloofde de schilder
[Rubens dus, noot van mij] dat de menselijke fysionomie bepaald werd
door iemands persoonlijkheid. Toon me je gelaat en ik zeg je wie je
bent. Heeft u een geblokt lichaam en een hoekig gezicht? Duidelijk
een geval van sterk karakter. Een groot hoofd? Beetje een gemeen
type. Nog boeiender wordt het wanneer er ook dierlijke eigenschappen
– en dus lichaamskenmerken – in het spel zijn. Volgens Rubens had
de ideale vrouw een smal gezicht, grote, zwarte ogen en een lange,
brede hals. Ze was elegant, ijdel, trots, geduldig en welgevormd –
kortom, ze was zoals een paard. Misschien werd de vergelijking gevoed
door het feit dat de schilder een enthousiast ruiter was”, een
beeld dat mij doet denken aan Rein, Raus van Rammstein – Ich bin der Reiter, du bist das
Ross. “Nog steeds volgens de leer van de fysiognomie”, gaat –
met mijn excuses voor de onderbreking - Van Cauteren verder, “hoorde
een krachtige en standvastige persoon te zijn als een leeuw, of als
een stier. Niet voor niets voorziet Rubens zijn keizer Galba
letterlijk van een stierennek. Op het portret dat Rubens van hem
maakt, krijgt Galba niet meteen de looks van een fotomodel. Maar
karakter heeft hij! Tenslotte is het deze generaal Galba die in het
Vierkeizerjaar, 68-69 n.Chr., de verderfelijke Nero ten val brengt en
opvolgt – om daarna zelf ten onder te gaan aan zijn onverhoopte
succes. Rubens vat Galba’s persoonlijkheid, zijn daaraan gekoppelde
prestaties én zijn tragische lot allemaal samen in dit ene,
krachtige portret.”
Voor wie zich – in tegenstelling uiteraard tot de lezer die dit
boekje, zoals gebruikelijk voorzien van talrijke illustraties, onder
andere maar niet uitsluitend van het portret waarvan sprake - bij dat
portret nog steeds nauwelijks iets kan voorstellen, doet auteur
Büttner iets wat ik me niet kan herinneren van enige vorige auteur
in deze serie, zijnde het schilderij uitgebreid beschrijven: “Hij
blikt in de verte. Het als gebeitelde gezicht steekt helder af tegen
de donkere achtergrond. De man geeft een grove, bijna brutale indruk.
Zijn ogen verzinken achter dikke oogleden. Hij heeft een grote neus
en een nog markantere kin. De hoeken van zijn brede mond buigen
lichtjes naar beneden. Samen met de sceptisch gefronste wenkbrauwen
bezorgt dat zijn gezicht een grimmige uitdrukking. De brede
jukbeenderen en het hoge, met rimpels doorgroefde voorhoofd lijken
van wilskracht te getuigen. De terugwijkende haarlijn met grijze
accenten, maar vooral de huid aan de wangen en de hals, wijzen op een
gevorderde leeftijd. De man draagt een rode toga. Het portret is
gevat in een ovale, geschilderde stenen lijst, die aan alle kanten
door de rand van het paneel wordt doorsneden. Onderaan wordt de
roodbruine omlijsting bedekt door een grijze strook met daarop in
gouden letters de naam van de geportretteerde. Het opschrift
identificeert de eerder plebejisch uitziende man als Servius
Sulpicius Galba (kortweg Galba, 3 v.Chr.-69 n.Chr.), die de laatste
twee jaar van zijn leven als Romeinse Caesar Augustus
(‘Verheven keizer’) het lot van het Romeinse Rijk in handen had.”
Daarmee weet u ongetwijfeld nog niet helemáál hoe dat schilderij er
uitziet, maar u komt toch al een stuk verder dan louter op basis van
die stierennek, denk ik dan, terwijl Büttner vervolgens meteen ook
aankondigt waarover hij het verder zal hebben: “In deze Phoebus
Focus plaatsen we dit bijzondere keizersportret dat Peter Paul Rubens
(1577-1640) vroeg in zijn succesrijke carrière penseelde, in zijn
context: het gaat van een analyse van de drager en de schilderwijze,
over het verband met de keizerreeks in de Staatsgalerie in Stuttgart,
tot de vele hernemingen ervan. We hebben het over Rubens’
fascinatie voor de oudheid, zijn inspiratiebronnen en inventies, de
lange beeldende traditie van heersersportretten en hun plaatsing in
barokke interieurs.” Heel strak geschreven allemaal, heel
wetenschappelijk eigenlijk, en mij meteen ook de taak ontnemend u nog
wat dan ook over de algemene inhoud te vertellen.
Alhoewel… Büttner heeft het daarnaast óók nog over de herkomst
van het schilderij (verder dan bij een Engelse privéverzameling van
waaruit het in 1990 bij Christie’s in Londen geveild werd, komen
onderzoekers op dit moment niet), de drager (het werd niet
geschilderd op doek, maar op een eikenhouten paneel, of beter:
panelen), de manier waarop die drager behandeld werd (wat meteen ook
een plaatsing in de ruimte toelaat, zijnde het Antwerpse), Rubens’
broer Filips en Rubens’ leermeester Otto van Veen, en (onder
andere) numismatiek. Maar het interessantste van dit boekje zit hem
in de genoemde “lange beeldende traditie van heersersportretten”,
een aspect dat ook meegegeven werd in de ondertitel Peter Paul
Rubens (1577-1640) en de Romeinse keizerreeksen. Daarvan werden
er namelijk nogal wat gemaakt en voor zover we weten, of voor zover
ik begrepen heb, maar één door Rubens (en zijn medewerkers).
Terwijl net de vergelijking tussen Rubens’ keizerreeks en die van
anderen mooi toont op welk niveau Rubens ook aan het begin van zijn
carrière al stond in vergelijking met veel van zijn collega’s. Die
collega’s, veelal anoniem gebleven, worden traditioneel, en ook in
deze Phoebus Focus, dan wel aangeduid als “meester”, maar
bijvoorbeeld de “onbekende meester” die dezelfde Galba “naar
Peter Paul Rubens” schilderde, had toch ook echt alle reden om
onbekend te blijven. Hang de twee werken naast elkaar en dat van de
“onbekende meester” lijkt eerder op een niet erg gelukte
karikatuur dan op een poging tot kopie van het origineel. De
“onbekende meester” die Rubens’ portret van een andere keizer,
Aulus Vitellius Germanicus kopieerde, deed het net iets beter, maar
ook daar valt de appel wel degelijk ver van de boom. En de ook al
“onbekende meester” (of meesters) die een “studie naar het
hoofd van Galba” uit Rubens’ schetsboek overnam(en), hebben zélfs
de genoemde stierennek niet echt fatsoenlijk in beeld weten te
brengen. Ik ben nooit een grote fan van Rubens geweest (al is het
maar omdat zijn thematiek me niet echt ligt), maar deze ‘kopieën’
maken naast het origineel gezien ook voor de niet-kenner zéér
duidelijk dat Rubens wel degelijk, ook in het begin van zijn carrière
al, een niveau haalde dat door zeer weinigen in zijn tijd geëvenaard
werd. Als Büttner stelt dat de meeste kopieën van de keizerreeks
van Rubens (overigens net zoals die reeks sowieso niet bedoeld om van
dichtbij te bekijken, maar om verwerkt te worden in plafond- of
muurdecoraties) “de picturale kwaliteit van het Portret van
keizer Servius Sulpicius Galba van The Phoebus Foundation of van
het keizersportret van Vitellius in de Staatsgalerie in Stuttgart
[missen]”, dan geeft hij daarmee niet alleen correct de feiten
weer, maar getuigt hij ook van een zeker gevoel voor understatement.
Wéér een interessante uitgave in de serie Phoebus Focus dus.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !