vrijdag 19 januari 2024

Portret van keizer Servius Sulpicius Galba – Nils Büttner (boekbespreking door Björn Roose)

Portret van keizer Servius Sulpicius Galba – Nils Büttner (boekbespreking door Björn Roose)
Er is een tijd geweest waarin ik er een gewoonte van maakte bij elke uitgave in de reeks Phoebus Focus ook op een of andere manier de titels mee te geven van alle vórige uitgaven in die serie, maar die tijd is – gelukkig voor u – al een tijdje voorbij. Een keer je zo’n twintig boekjes ver bent en wetend dat die boekjes behalve een titel ook steevast een ondertitel hebben, wordt zo’n opsomming immers een hele klomp tekst, zelfs een klomp tekst waar u als lezer mogelijk weinig aan hebt. Ofwel bent u immers al láng geïnteresseerd in deze serie (wat goed zou zijn), ofwel slaat u die dingen sowieso over omdat kunst u kan gestolen worden. Samen met het feit dat vierentwintig titels opnoemen ook wel héél erg op bladvulling begint te lijken, houd ik het dus wat dit – inderdaad – vierentwintigste nummer in de serie betreft bij de titel en de ondertitel dáárvan: Portret van keizer Servius Sulpicius Galba – Peter Paul Rubens (1577-1640) en de Romeinse-keizerreeksen.

Waarmee u toch meteen al weet dat het portret in kwestie een werk is van genoemde Peter Paul Rubens, een naam die zelfs de spreekwoordelijke neanderthaler toch iets moet zeggen. Voor wie wat méér interesse heeft dan die spreekwoordelijke neanderthaler: de auteur, Nils Büttner, “is hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Staatliche Akademie der Bildenden Künste in Stuttgart”, “lid van het Centrum Rubenianum vzw en van de redactieraad van het Corpus Rubenianum Ludwig Burchard, de oeuvrecatalogus van Peter Paul Rubens”, en – iets algemener -, aldus de achterflap, gespecialiseerd “in de vijftiende-, zestiende- en zeventiende-eeuwse kunstproductie en de brede culturele context ervan in Duitsland en de Nederlanden”. “Zijn indrukwekkende lijst van publicaties”, waarin ook deze qua volume zeker niet bijzonder indrukwekkende publicatie (tachtig bladzijden) haar plaatsje verdient, “vormt”, dixit nog steeds de auteur van de achterflap, “een aaneenschakeling van belangrijke meesters uit de kunstcanon”, onder andere “Jheronimus Bosch, Peter Paul Rubens, Johannes Vermeer en Rembrandt”, wat toch kan tellen als intro. Meer, deze keer, dan de klassieke intro, het Voorwoord, van Katharina Van Cauteren, die zich in deze uitgave grotendeels beperkt tot slechts één aspect van wat in dit boekje aan bod komt: de fysionomie van de in de titel genoemde keizer. “(…) in het zog van eerst Pythagoras en later de Italiaanse auteur Giambattista della Porta geloofde de schilder [Rubens dus, noot van mij] dat de menselijke fysionomie bepaald werd door iemands persoonlijkheid. Toon me je gelaat en ik zeg je wie je bent. Heeft u een geblokt lichaam en een hoekig gezicht? Duidelijk een geval van sterk karakter. Een groot hoofd? Beetje een gemeen type. Nog boeiender wordt het wanneer er ook dierlijke eigenschappen – en dus lichaamskenmerken – in het spel zijn. Volgens Rubens had de ideale vrouw een smal gezicht, grote, zwarte ogen en een lange, brede hals. Ze was elegant, ijdel, trots, geduldig en welgevormd – kortom, ze was zoals een paard. Misschien werd de vergelijking gevoed door het feit dat de schilder een enthousiast ruiter was”, een beeld dat mij doet denken aan Rein, Raus van RammsteinIch bin der Reiter, du bist das Ross. “Nog steeds volgens de leer van de fysiognomie”, gaat – met mijn excuses voor de onderbreking - Van Cauteren verder, “hoorde een krachtige en standvastige persoon te zijn als een leeuw, of als een stier. Niet voor niets voorziet Rubens zijn keizer Galba letterlijk van een stierennek. Op het portret dat Rubens van hem maakt, krijgt Galba niet meteen de looks van een fotomodel. Maar karakter heeft hij! Tenslotte is het deze generaal Galba die in het Vierkeizerjaar, 68-69 n.Chr., de verderfelijke Nero ten val brengt en opvolgt – om daarna zelf ten onder te gaan aan zijn onverhoopte succes. Rubens vat Galba’s persoonlijkheid, zijn daaraan gekoppelde prestaties én zijn tragische lot allemaal samen in dit ene, krachtige portret.”

Voor wie zich – in tegenstelling uiteraard tot de lezer die dit boekje, zoals gebruikelijk voorzien van talrijke illustraties, onder andere maar niet uitsluitend van het portret waarvan sprake - bij dat portret nog steeds nauwelijks iets kan voorstellen, doet auteur Büttner iets wat ik me niet kan herinneren van enige vorige auteur in deze serie, zijnde het schilderij uitgebreid beschrijven: “Hij blikt in de verte. Het als gebeitelde gezicht steekt helder af tegen de donkere achtergrond. De man geeft een grove, bijna brutale indruk. Zijn ogen verzinken achter dikke oogleden. Hij heeft een grote neus en een nog markantere kin. De hoeken van zijn brede mond buigen lichtjes naar beneden. Samen met de sceptisch gefronste wenkbrauwen bezorgt dat zijn gezicht een grimmige uitdrukking. De brede jukbeenderen en het hoge, met rimpels doorgroefde voorhoofd lijken van wilskracht te getuigen. De terugwijkende haarlijn met grijze accenten, maar vooral de huid aan de wangen en de hals, wijzen op een gevorderde leeftijd. De man draagt een rode toga. Het portret is gevat in een ovale, geschilderde stenen lijst, die aan alle kanten door de rand van het paneel wordt doorsneden. Onderaan wordt de roodbruine omlijsting bedekt door een grijze strook met daarop in gouden letters de naam van de geportretteerde. Het opschrift identificeert de eerder plebejisch uitziende man als Servius Sulpicius Galba (kortweg Galba, 3 v.Chr.-69 n.Chr.), die de laatste twee jaar van zijn leven als Romeinse Caesar Augustus (‘Verheven keizer’) het lot van het Romeinse Rijk in handen had.

Daarmee weet u ongetwijfeld nog niet helemáál hoe dat schilderij er uitziet, maar u komt toch al een stuk verder dan louter op basis van die stierennek, denk ik dan, terwijl Büttner vervolgens meteen ook aankondigt waarover hij het verder zal hebben: “In deze Phoebus Focus plaatsen we dit bijzondere keizersportret dat Peter Paul Rubens (1577-1640) vroeg in zijn succesrijke carrière penseelde, in zijn context: het gaat van een analyse van de drager en de schilderwijze, over het verband met de keizerreeks in de Staatsgalerie in Stuttgart, tot de vele hernemingen ervan. We hebben het over Rubens’ fascinatie voor de oudheid, zijn inspiratiebronnen en inventies, de lange beeldende traditie van heersersportretten en hun plaatsing in barokke interieurs.” Heel strak geschreven allemaal, heel wetenschappelijk eigenlijk, en mij meteen ook de taak ontnemend u nog wat dan ook over de algemene inhoud te vertellen.

Alhoewel… Büttner heeft het daarnaast óók nog over de herkomst van het schilderij (verder dan bij een Engelse privéverzameling van waaruit het in 1990 bij Christie’s in Londen geveild werd, komen onderzoekers op dit moment niet), de drager (het werd niet geschilderd op doek, maar op een eikenhouten paneel, of beter: panelen), de manier waarop die drager behandeld werd (wat meteen ook een plaatsing in de ruimte toelaat, zijnde het Antwerpse), Rubens’ broer Filips en Rubens’ leermeester Otto van Veen, en (onder andere) numismatiek. Maar het interessantste van dit boekje zit hem in de genoemde “lange beeldende traditie van heersersportretten”, een aspect dat ook meegegeven werd in de ondertitel Peter Paul Rubens (1577-1640) en de Romeinse keizerreeksen. Daarvan werden er namelijk nogal wat gemaakt en voor zover we weten, of voor zover ik begrepen heb, maar één door Rubens (en zijn medewerkers). Terwijl net de vergelijking tussen Rubens’ keizerreeks en die van anderen mooi toont op welk niveau Rubens ook aan het begin van zijn carrière al stond in vergelijking met veel van zijn collega’s. Die collega’s, veelal anoniem gebleven, worden traditioneel, en ook in deze Phoebus Focus, dan wel aangeduid als “meester”, maar bijvoorbeeld de “onbekende meester” die dezelfde Galba “naar Peter Paul Rubens” schilderde, had toch ook echt alle reden om onbekend te blijven. Hang de twee werken naast elkaar en dat van de “onbekende meester” lijkt eerder op een niet erg gelukte karikatuur dan op een poging tot kopie van het origineel. De “onbekende meester” die Rubens’ portret van een andere keizer, Aulus Vitellius Germanicus kopieerde, deed het net iets beter, maar ook daar valt de appel wel degelijk ver van de boom. En de ook al “onbekende meester” (of meesters) die een “studie naar het hoofd van Galba” uit Rubens’ schetsboek overnam(en), hebben zélfs de genoemde stierennek niet echt fatsoenlijk in beeld weten te brengen. Ik ben nooit een grote fan van Rubens geweest (al is het maar omdat zijn thematiek me niet echt ligt), maar deze ‘kopieën’ maken naast het origineel gezien ook voor de niet-kenner zéér duidelijk dat Rubens wel degelijk, ook in het begin van zijn carrière al, een niveau haalde dat door zeer weinigen in zijn tijd geëvenaard werd. Als Büttner stelt dat de meeste kopieën van de keizerreeks van Rubens (overigens net zoals die reeks sowieso niet bedoeld om van dichtbij te bekijken, maar om verwerkt te worden in plafond- of muurdecoraties) “de picturale kwaliteit van het Portret van keizer Servius Sulpicius Galba van The Phoebus Foundation of van het keizersportret van Vitellius in de Staatsgalerie in Stuttgart [missen]”, dan geeft hij daarmee niet alleen correct de feiten weer, maar getuigt hij ook van een zeker gevoel voor understatement.

Wéér een interessante uitgave in de serie Phoebus Focus dus.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !