vrijdag 26 januari 2024

Harry – Georges Leroy (boekbespreking door Björn Roose)

Harry – Georges Leroy (boekbespreking door Björn Roose)
Een titel bestaande uit één woord, een auteursnaam die ook al niet bijzonder lang is… véél tekst kan u in deze boekbespreking eerlijk gezegd niet verwachten.

Grapje, natuurlijk, maar tegelijkertijd ook gemeend. Zeker omdat er niet alleen geen lemma over de auteur te vinden is op Wikipedia, maar er ook geen letter tekst aan hem gewijd is op Schrijversgewijs (anders toch altijd dienstig als alternatieve bron als het om Vlaamse schrijvers gaat) en ook zo goed als niks op DBNL – de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren -, waar we dan toch uiteindelijk een paar artikels van zijn hand én zijn geboortedatum (28 september 1930, Waregem) en sterfdatum (12 april 1977, Gent) aantreffen. Voor de rest moet u het wat informatie over de auteur betreft doen met het feit dat de Waregemse Marnixring Leeuwercke zijn naam hoog houdt door tweejaarlijks de GeorgesLeroyprijs uit te reiken en dat hij zélf in 1968 de Prijs voor Letterkunde van de provincie Oost-Vlaanderen won voor een, net zoals Harry bij Boekengilde De Clauwaert uitgegeven, roman genaamd De Sluipwesp.

In hetzelfde artikel waar ik dat laatste las, vernam ik van de in 1973 overleden schrijver Lucien Dendooven dít over Harry: “(…) een pareltje van vertelkunst. Boeiend, keurig, voornaam schildert de auteur de tragiek van een jonge kleurling met wondere muzikale aanleg, die ervan droomt trompettist te worden”. Daar zou ik me kunnen in vinden, maar als ik dat ook nog schreef, dan zou de eventuele lezer van deze bespreking én dat boekje me later misschien voor de voeten werpen dat dat een wel zéér omfloerste versie van de waarheid is. Ja, Harry – de titelfiguur – droomt er van trompettist te worden, maar het hele verhaal is vooral tragisch: Harry heeft geen poen, de vrouw die zegt zijn moeder te zijn ligt op sterven, zijn ‘muziekleraar’ Roy is een zatlap, enfin, het is goed dat dit verhaal maar een goeie zestig bladzijden duurt, want anders zou het niet te harden zijn, zelfs al ís het dan (zoals Dendooven aangeeft) wel mooi geschreven.

Zo mooi wellicht dat de auteur ook in onze politiek-correcte tijden nog zou wegkomen met termen als ‘neger’, ‘halfbloed’, enzovoort. Zou ook wel moéten, want politieke correctheid zou het verhaal té soft maken, de focus wegnemen van de hardheid van de door Leroy geschilderde (mogelijke) werkelijkheid. “De knaap had geen lobbige lippen, hij was trouwens ook geen neger, hij was een halfbloed; zijn huid had de kleur van koffie met ‘n scheutje melk”, hóórt daarbij. Dat er eigenlijk niets gebeurt, minder. ‘t Is te zeggen: er gebeuren wél dingen, maar waar je voortdurend verwacht dat Harry het op een zeker moment in de criminaliteit zal gaan zoeken, gebeurt dat niét. Het gaat niet goed, het gaat slechter, het gaat naar de afgrond toe, daar blijft het liggen, einde. Geen verzet, geen tegenstand, niks. “Een nieuwe bui dreef over”, schrijft Leroy, “de eerste druppels vielen, en Harry liep wat vlugger, maar toen de regen sneller liep dan Harry, stond er niets anders op dan weer te gaan schuilen”, maar voor de echte rampspoed probeert Harry zelfs niet te schuilen.

“Ik kan je moeilijk mijn woorden aanleren, Harry”, zegt winkelier Simrock, “Er is Jahweh, en er is de kristelijke God, en in Noord-Afrika is het Allah en elders Boeddha. Het is erg moeilijk om op elke plaats de gepaste woorden te vinden. Elke God heeft nu eenmaal zijn eigen soort van gebeden en geboden, en zijn eigen soort van priesters en kerken. Misschien zijn al die Goden, net als de kerken en de voorschriften en net als blanken en negers, en net als zoveel andere mensen, weinig verdraagzaam, en houden ze zich streng aan hun formules.” Maar Harry verdraagt alles. Wat eerlijk gezegd meer is dan ik als lezer kan verdragen.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !