dinsdag 19 december 2023

De Meerbele van Voeren – Frans Meertens (boekbespreking door Björn Roose)

De Meerbele van Voeren – Frans Meertens (boekbespreking door Björn Roose)
De Meerbele van Voeren
, ondertitel Schets van een familie – Eerste verhaal, is weer een van die raadsels in mijn boekenkasten. Goed, ik wéét van waar het boekje komt – er hangt een ex-libris in van een oude kennis van me -, maar het ontgaat me volkomen waarom het bij mij terechtgekomen is. Op basis van de auteursnaam kan ik het niet overgenomen hebben, want die naam was me tot nog toe totaal onbekend; op basis van de tekst op de achterflap al evenmin, want zo’n tekst is er niet; op basis van een algemene eerste indruk ook al niet, want die eerste indruk is niet buitengewoon positief. Bovendien, dat Eerste verhaal maakt duidelijk dat dit slechts een deel van het geheel is en méér delen van dat geheel zitten er niet in mijn boekenkasten.

Goed, het boekje is gesigneerd door de auteur, Frans Meertens, maar ook wat ik over hem vind in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (NEVB) zal aan de bestemming – mijn zolder en ooit eens een boekenmarkt - van dit veertig bladzijden dikke, in eigen beheer uitgegeven, dingetje niets veranderen: “Studeerde klassieke humaniora aan het Collège Saint-Hadelin te Visé en aan het Klein Seminarie van Sint-Truiden, waar hij ook twee jaar filosofie volgde. Na theologiestudies te Luik werd Meertens op 29 juni 1935 priester gewijd en tot leraar klassieke talen en Nederlands benoemd aan het college te Sint-Truiden. In 1938 ging hij in militaire dienst en werd gemobiliseerd te Rosmeer. Tijdens de Tweede wereldoorlog werd hij door de Duitsers krijgsgevangen genomen. Na zijn vrijlating werd hij in 1942 kapelaan te Engis bij Luik en een jaar later te Teuven (Voeren). In 1945 werd hij door Fransgezinden van collaboratie beschuldigd en bracht 40 dagen in de cel door. In 1947 werd hij pastoor te Kortijs (Gingelom) en in 1950 te Smeermaas (Lanaken). Van 1966 tot aan zijn pensionering in 1975 was hij godsdienstleraar aan enkele rijksscholen in Eisden (Maasmechelen) en aan de regentenschool te Hasselt.” Door idioten vervolgd worden, leraar zijn en/of pastoor worden, is immers nog geen reden om een plaatsje in die volle boekenkasten van mij te behouden. Net zomin als Vlaamsgezindheid overigens, al heeft Meertens wat dat betreft duidelijk wel een en ander gepresteerd: “In de jaren 1930 was hij voorzitter van de Vlaamse studentenbond van Overmaas. Pastoor Hendrik Veltmans uit Sint-Martens-Voeren was zijn geestelijke leidsman. In 1938 was Meertens een van de initiatiefnemers van het Vlaams weekblad van Overmaas. Al vroeg schreef hij toneelstukjes en poëzie in het dialect, die hij in kranten, tijdschriften of in eigen beheer publiceerde. Zijn oorlogservaringen heeft hij onder het pseudoniem van Luc Franssen verwerkt in Ik was een collaborateur en de minder fraaie reacties van zijn collega-priesters in Mijn confraters. Ook na de oorlog bleef hij intens begaan met de Voerstreek en het Land van Overmaas. In 1948 was hij een van de initiatiefnemers voor de heroprichting van de gewestbond van het Davidsfonds in Overmaas. Van 1946 tot in de jaren 1960 was hij redacteur van de rubriek Uit het Land van Overmaas van de kranten Het Nieuwsblad en De Standaard. Hij pleitte voor de volkstaal maar ook voor een modernisering van de liturgie. Tot op hoge leeftijd bleef hij actief als schrijver van vooral katholieke volksromans, toneelstukken, liedteksten, jeugdverhalen, reisverhalen en heiligenlegenden”… die hopelijk toch een stuk interessanter zijn dan deze Familieroman (zoals de voorpagina vermeld), want wat ik hierboven citeerde uit het aan hem gewijde lemma in de NEVB is eerlijk gezegd meer het lezen waard dan dit hele boekje samen.

En dát ondanks het feit dat hij een niet onverdienstelijke poging heeft gedaan om zijn familiegeschiedenis – want De Meerbele van Voeren zijn z’n eigen familie, iets waarvan onder andere de in het boek opgenomen ‘doodsprentjes’ van Frans Meertens (niet de auteur, maar zijn vader) en Clementine ‘Tin’ Jongen (zijn moeder) mogen getuigen - vanuit een nogal apart gezichtspunt te vertellen, zijnde dat van een mus: “Mus zijn is niet plezierig. We zijn te nietig om tegen iemand te vechten. We zijn met velen, hebben veel vijanden maar zijn te wispelturig om elkander te verdragen, en in vrede te leven. We vechten voor de dunste graankorrel. Elk voor zich en God voor ons allen. Zoals de mensen zeggen. Zelfs die Jezus, de grote vriend van dieren en vogels, bepaalt onze waarde op één cent het koppel.” Los van de eigenaardige stelling – “vriend van dieren en vogels” – dat vogels geen dieren zijn, getuigt de bewering dat mussen “te wispelturig [zijn] om elkander te verdragen, en in vrede te leven” en dat ze “vechten voor de dunste graankorrel” bovendien van weinig inzicht in de wereld van de mussen. Ik heb veelvuldig de mogelijkheid die beestjes bezig te zien en eerlijk gezegd: ja, ze zijn druk, maar onder elkaar vechten?

Maar goed, Meertens zal een beter zicht op de verfransing van zijn streek gehad hebben: “Hij was in de school geweest van de broeders te Aubel. Rond 1880 met onderricht geheel in het Vlaams. Honderd jaar later was alles Frans. Die van Aubel zijn “Francofonen” geworden en noemen zich “Walen”. Ze zijn beschaamd hun Vlaams dialekt te spreken. Al schelden de Walen ze uit voor “Flamins”. Vandaag zijn ze zo fanatisch geworden dat ze de Vlaamse inwoners van de Voer terroriseren en voor alle wandaden vrij gesproken worden door de “rechtvaardige rechters” van Verviers.” Wie bekend is met de familie Happart en de Vlaamse strijd rond Voeren, valt allicht niet uit de lucht als hij dat leest. In tegenstelling tot de brave jongen die ooit in Aubel een wandelwedstrijd over 200 kilometer organiseerde: die werd gewonnen door een Vlaming – ondergetekende -, die dus de eerste prijs ontving, een beker geschonken door… Jean-Marie Happart. De brave jongen sprak perfect Nederlands, maar realiseerde zich pas toen hij die prijs overhandigde dat de schenker ervan in Vlaanderen, terecht, als tuig werd (en wordt) aanzien.

Ach ja, tijden veranderen, iets wat ook mag blijken uit het volgende: “In “den Belgiek” waren de Frankofonen volledig baas en was dus het trouwboekje in het Frans. Dat deert een Nederlandse Limburger niet. Ze komen met tientallen in de Voerstreek wonen maar verloochenen veelal hun moedertaal.” Huub Broers, de vorige burgemeester van Voeren, werd zoals bekend mede dankzij de stemmen van uitgeweken Nederlanders in 2001 de eerste Nederlandstalige burgemeester van de gemeente in een aantal decennia. En nogal wat Franstaligen lossen het probleem allicht op zoals hun voorgangers dat zo vaak opgelost hebben: “Rond twaalf jaar vertrokken de meeste jongens naar een Franse school ofwel naar Jaast of naar Visé om Frans te leren. Dat was hoognodig. De Voerenaars verkochten hun boter en eieren op de omliggende Waalse markten en ze verkochten hun vee aan Waalse kooplieden. Vermits de Walen het vertikken of te dom zijn om Vlaams te leren moesten die stomme “Flamins” maar Frans leren.”

Kleine geschiedenis van een kleine gemeente, zo kan dat lijken, maar wie weet hoe groot die geschiedenis in belgië in de jaren 1980 en 1990 wel was – Happart en zijn familie slaagden er zowaar in regeringen te laten vallen -, weet dat “klein” in dit geval wel zéér relatief was. Zoals de kleine geschiedenis van de familie Meertens voor de “Meerbele” zelf ongetwijfeld óók groter was dan voor de lezende buitenstaander die dit boekje in handen krijgt. “Alle familieleden die afstammen van Frens Meertens worden”, zo staat er op de voorlaatste pagina te lezen, “gevraagd op te schrijven wat ze weten en mee te werken aan de volgende hoofdstukken”, maar ik en u (hoogstwaarschijnlijk toch) behoren niet tot die familieleden en hebben daar dus een iets andere kijk op, zelfs al kruist die kleine geschiedenis soms de grotere: “Het werd oorlog. Zo ineens. De Duitse soldaten hielden lelijk thuis in Voeren. Vele huizen werden verbrand en inwoners doodgeschoten. Onze beroemde wielrenner Charles Kerfs (die de Tour de France had gewonnen of was het zijn broer?) werd opgehangen aan een boom langs de weg van het Withuis naar Bjan. Men vertelt dat men hem de tong had uitgesneden.” Al gaat het na die kruising dan snel weer richting kleine geschiedenis: “De Duitsers verdwenen uit Voeren om te “sneuvelen” aan de IJzer. Frens huurde het huis langs de zaal: “Drapeau Belge.” De grote kamer langs de straat onteigende het gemeentebestuur om als opslagplaats te dienen voor de goederen die Amerika stuurde om de bevolking te helpen. Hier werd alles verdeeld aan de mensen. Clementine, kortweg Tin voor de mensen, hield alles nauwkeurig in de gaten en bemerkte snel dat de aangestelde verdelers zich ruim bedienden vóór de uitdeling begon. Het was een kleinigheid om van in de gang van het huis in de kamer te komen. Een volgepropte winkel naast de keuken. “Kijk, Frens, ik heb me een goed stuk afgesneden, dat zien ze toch niet.” Frens zag er niet klaar in en zweeg.” En na de oorlog ging het al niet slechter: “Ze waren te arm om speelgoed te kopen totdat plots de reizen naar Aken begonnen. Dat was een feest! Heel Voeren en tot Luik reisde iedereen naar Aken. Voor enkele franks ontvingt ge elke dag meer en meer marken tot ge met miljoenen of miljarden marken de winkels kon leegplunderen. Frens was er snel bij. Hij bracht de kostbaarste dingen in huis waarvan men vroeger niet eens dromen kon: een naaimachien, een fiets, treintjes en blokkendozen, reuzebestek en tafelgoed (…) Alle leed scheen voorbij, ook de plunderingen en beestigheden van de Belgische soldaten die als wilden zich alles toeëigenden. Vlamingen waren erbij met een onverstaanbare taal maar even wild als de Walen. Gelukkig bleven ze niet lang en konden de Voerenaars weer gezellig ruzie maken onder elkaar. Geen weerstand, geen aanhoudingen zoals in 1944.”

Charelke Dop van Ernest Claes was duidelijk geen alleenstaand geval en Frans Meertens zal mogelijk zo’n beetje de, helaas beduidend minder getalenteerde, lokale versie van diezelfde Ernest Claes geweest zijn. Anekdotes als deze mogen, om deze boekbespreking af te sluiten, zowel dat van die “lokale versie” als dat “minder getalenteerde” illustreren: “Ook met der Schliep heeft de kapelaan een klucht bedacht. Hij bedelde bij de boeren vijf medailles die hun koeien gewonnen hadden, liet 2 redevoeringen drukken, een verhoog timmeren op “de plei” en organiseerde met de fanfare een optocht door het dorp om hulde te brengen aan “der Schliep” de beste “schieter” van heel de wereld. Het lolligste was dat de held niks doorhad en fier als een pauw de erepenningen van de koeien liet opspelden.”

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !