Eerlijk gezegd, biologie
is nooit mijn sterkste kant geweest en zal het wellicht ook nooit
worden. Maar ... ik heb mijn gebrek aan kennis ter zake toch een
beetje ingehaald dankzij dit zeer lezenswaardige boek. En dat ondanks
het feit dat de auteur, Alice Roberts, dokter, anatoom en
paleoantropoloog is en dus zonder twijfel in staat me in slaap te
lullen met een hele hoop termen waar ik geen snars van begrijp.
Dat Roberts dat niet
doet, heeft wellicht dezelfde reden als het feit dat ze eerder
BBC-programma's als The Incredible Human Journey en Origins of Us
heeft mogen presenteren. Ze weet over haar business te vertellen in
een taal die ook een leek als ik kan vatten.
Desondanks kan het al
eens fout lopen. In de vertaling bijvoorbeeld. Niet dat die vertaler
in dit geval een dokter of een anatoom of een paleoantropoloog moest
geweest zijn - Judith Dijs blijkt op studievlak vooral bezig geweest te zijn met filosofie -, maar het
kan wel eens voorvallen dat die vertaler, hoe goed ook, een nuance
mist. Dat leek me in ieder geval zo te zijn met de titel: "Het
ongelooflijke toeval van ons bestaan".
Iets voelde niet juist
aan met dat "toeval". En wat bleek ? In het Engels was de
titel: The Incredible Unlikeliness of Being. En
"unlikeliness" is zoals we allemaal weten iets totáál
anders dan "toeval". "Unlikeliness" is
"onwaarschijnlijkheid". "De ongelooflijke
onwaarschijnlijkheid van ons bestaan" zou dan ook perfect de
lading van dit boek gedekt hebben. Ik houd het er echter op dat Dijs
dat óók zo gezien heeft, maar dat ze bij uitgeverij Lannoo een
woord als "onwaarschijnlijkheid" niet op een leesbaar
formaat op de kaft wisten te krijgen en dat het dan maar het onjuiste
maar veel kortere "toeval" geworden is.
Hoe dan ook, verdere
opmerkingen op de vertaling heb ik niet. Tenzij de vertaalster
consequent een of ander bot of een orgaan of een diersoort verkeerd
zou vertaald hebben en ik het dus niet door zou hebben. En dat het om
"onwaarschijnlijkheid" gaat, maakt de auteur ook nog eens
duidelijk in het concluderende hoofdstuk: "Als je een meteoriet
op je hoofd krijgt, maakt het weinig uit hoe evolutionair geslaagd je
bent. Zowat 66 miljoen jaar geleden sloeg de Chicxulub-asteroïde in
het schiereiland Yucatan van Mexico in en het was afgelopen met de
dino's. Ook de gevolgen van zulke uitstervingen zijn onmogelijk te
voorspellen. Maar in het kielzog van de Chicxulub-inslag zag een
kleine groep overlevende dieren (onze eigen zoogdiervoorouders) kans
om te diversifiëren en de ecologische plaatsen in te nemen die door
de inslag waren vrijgekomen. Als Chicxulub niet was gebeurd, is het
uiterst onwaarschijnlijk dat er ooit mensen zouden zijn geëvolueerd."
Over evolutie gaat
eigenlijk dit hele boek: niet dat Roberts precies kan verklaren
waarom iets in een bepaalde richting geëvolueerd is - als het al
niet een paar keer "over en weer" evolueerde, want
lineariteit is in evolutie duidelijk niet noodzakelijk -, maar ze
maakt wel mooi duidelijk waarom we, op zijn zachtst gezegd, enigszins
eigenaardig in mekaar zitten: we zijn vanuit weinig begonnen, maar
elke verdere evolutie (het is per slot van rekening nog steeds
evolutie, geen tabula rasa en dan iets nieuws) is wel verder gebouwd
op dat weinige. En hoewel ze de theorie verwerpt van Johann Friedrich
Meckel, die "een fundamenteel verband [zag] tussen de grote
levensketen en de manier waarop een ogenschijnlijk eenvoudig embryo
tijdens zijn ontwikkeling steeds complexer werd", waardoor
embryo's in zijn ogen "werkelijk een herhaling van de evolutie
door[maakten), versneld en op heel kleine schaal" (de zogenaamde
recapitulatietheorie), legt ze aan de hand van dat embryo én de
diersoorten waar het tijdens zijn evolutie afwisselend op lijkt (en
toch weer heel erg van verschilt) uit hoe het met die evolutie in
mekaar zit.
Uit die evolutie trekt ze
overigens - in tegenstelling tot zovelen (sommige "ecologisten"
inbegrepen) - niet de conclusie dat onze soort dan het summum van die
evolutie is: "Het lijdt geen twijfel dat we onszelf graag zien
als speciaal, maar wat betekent dat echt ? In brede zin is de Homo
sapiens uniek als soort; we hebben een unieke combinatie van
kenmerken zoals bij voorkeur rondlopen op twee benen, heel vaardige
handen en enorme hersenen. Maar is niet elke soort uniek ? Dat is
toch juist het hele punt ?" En: "In de moderne biologie is
het idee van lineaire progressie die begint bij lagere dieren en zich
opwerkt naar hogere dieren, vervangen door het idee van een weelderig
vertakte levensboom. Maar die gedachte van een lineaire scala naturae
met de mensheid als uiteindelijke bestemming is heel hardnekkig.
Juist omdat we zoveel invloed hebben op de wereld om ons heen, is het
heel verleidelijk om te geloven dat wij op de een of andere manier
het hoogtepunt van de evolutie zijn. Aan het begin van de twintigste
eeuw schreven evolutionaire biologen nog vanuit dit beeld. Ze stelden
de menselijke evolutie voor als een natuurlijke uitbreiding van
trends in de evolutie van primaten, als een bijna onvermijdelijke en
progressieve ontwikkeling. Maar tegen de jaren vijftig begonnen
fossiele ontdekkingen een andere geschiedenis bloot te leggen, een
waarin onvoorspelbare veranderingen in de omgeving invloed hadden op
de manier waarop soorten evolueerden. De menselijke evolutie bleek
contingentie en toeval in zich te bergen."
Aha, dan toch nog toeval
? Dat heeft zijn invloed op de evolutie gehad, inderdaad. Soms op een
vrij onwaarschijnlijke manier zelfs. Hoe dan ook, wie wat meer wil
weten over ons hoofd en hersenen, onze schedel en zintuigen, ons
strottenhoofd, onze ruggengraat en de segmenten ervan, onze ribben,
longen en hart, onze darmen, onze geslachtsklieren, genitaliën en
draagtijden, onze ledematen, heupen, tenen, schouders, duimen en de
manier waarop we al die dingen gebruiken, zal dit boek graag lezen.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !