zaterdag 31 augustus 2019

De Glembays (Miroslav Krleža)


Björn Roose bespreekt - De Glembays (Miroslav Krleza)
Zoals ieder jaar nam ik ook dit jaar op zomervakantie weer een boek mee. Voor de zekerheid twee eigenlijk, maar het eerste dat ik ter hand nam was De Glembays van Miroslav Krleža. Waarom? Omdat onze hoofdbestemming dit jaar Kroatië was (met een overstap van een aantal dagen naar Hongarije weliswaar en tussenstops in Oostenrijk en Duitsland) en Krleža een Kroaat was. Bovendien ging het boek, zo leidde ik af uit de achterflap over Kroatië en de geschiedenis van het land: 

"De Glembays is de virtuoos vertelde geschiedenis van de opkomst en ondergang van een aristocratische familie uit Zagreb. Aan het einde van de achttiende eeuw berooft en vermoordt de stamvader van de Glembays een handelsreiziger en legt zo het fundament voor het familiekapitaal. Honderdtwintig jaar later dansen zijn nazaten de charleston tussen de scherven van het Habsburgse keizerrijk, terwijl de nouveaux riches staan te popelen om hun priviliges over te nemen. Honderdtwintig jaar Europese geschiedenis, revolutie, kunst, oorlog, liefde, overspel en dood raast voorbij in De Glembays, een van de hoogtepunten in het oeuvre van de grote Midden-Europese schrijver Miroslav Krleža." 

Zeg nu zelf, genoeg reden om - u kent me al een beetje - dit tweedehands, voor een appel en een ei gekochte boek, mee te nemen als vakantieliteratuur. Bovendien is de schrijver, zoals de achterflap óók al meegeeft, "een groot stilist", "hij kan zichzelf geheel verliezen in een benevelende laveloosheid van taal", iets wat je al meteen van bij de eerste paragraaf merkt: 

"Nemen we alle Glembays samen, al die Glembays bij elkaar, als een driehonderd personen tellende stoet die uit het duistere gildentijdperk van Maria Theresia opstoomt naar de huidige, van gesyncopeerde negermuziek daverende tijd, dan dient zich een nogal troebele kwestie aan: waar gaan al die Glembays eigenlijk heen, en wat is de zin van dit rondwaren als sibbe in onze trieste provinciale contreien?" 

Of de daaropvolgende: "Meer dan honderdtachtig jaar zijn er verstreken sinds de dag waarop in het parochieregister van Remetinec, in de regio Medimurje, het eerste authentieke document over de Glembays werd opgesteld, en wat een bloed is er sindsdien gevloeid, wat een misdaden zijn er geweest, wat een zwendel en wat een schandalen, wat een tranen en wat een gebeden, en dat alles vanwege de Glembays en in het belang van de Glembays; hoe vaak niet is de naam van Glembays tot in de zevende of negende generatie vervloekt vanwege het kwaad en het ongeluk dat gedurende die twee eeuwen, rekenend vanaf het tijdperk van Maria Theresia tot in de nadagen van Frans Josef, door de Glembaylogica van Glembayrente en Glembayinterest aan naasten is berokkend." 

Dat is dus, voor het geval u het niet zou gezien hebben, één zin, hè, die tweede paragraaf. Genieten dus in tijden waarin korte zinnetjes meer en meer de norm worden omdat de generatie die nu op school zit niet meer in staat blijkt tot zinsontleding en de generatie die er net van is of nog niet meer dan een paar jaar die capaciteit ook al voor een groot deel kwijt is. Genieten dus ook wel een beetje omdat je dit soort werk mag en vooral kán lezen. Maar ook genieten omdat je in staat bent je te verplaatsen naar de tijden waarin dit verhaal, deze "familiekroniek", speelt, een capaciteit die inlevingsvermogen vraagt, het volledig meegaan in een verhaal, romantiek zonder emotionaliteit, niet het soort kijken dat je doet in musea waar je geconfronteerd wordt met losse stukken uit verschillende verledens, losse stukken waar je je met de uitleg erbij niet mee kunt identificeren. 

En nochtans is dit boek voor een groot deel opgevat als een verzameling losse stukken. Ja, een aantal van de hoofdstukken hangt redelijk stevig aan mekaar, met personages uit het ene hoofdstuk die je ook in het volgende ziet terugkomen, maar het lijkt er een beetje op dat de schrijver oorspronkelijk een groter plan had, een boek van, ik zeg maar wat, 1000 bladzijden, waarin hij doorheen de hele familiegeschiedenis zou wandelen, en dat hij zich achteraf gezien, misschien omdat de uitgever dat zo wou, misschien omdat hij er niet de rest van zijn leven mee bezig wou zijn, misschien omdat hij geen eeuwigheid op inkomsten kon wachten, bedacht heeft en er na de eerste 150 bladzijden alleen nog een aantal highlights uitgehaald heeft. De zeer uitgebreide genealogie van de Glembays aan het begin van het boek lijkt dat, samen met het feit dat maar een paar personen uit die stamboom uiteindelijk naar voor komen, in ieder geval te suggereren. 

Krleža geeft er in ieder geval blijk van de geschiedenis goed te kennen. Hij maakte er ook deel van uit, natuurlijk. Geboren in Zagreb (Kroatië) in 1893 ging hij naar de militaire school in Pécs (Hongarije), toen uiteraard allebei nog gelegen binnen het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Vervolgens trok hij naar de militaire academie in Budapest, liep over naar Servië, maar werd daar buitengezet als mogelijke spion. Bij zijn terugkeer naar Kroatië werd hij als gewone soldaat in het Oostenrijks-Hongaarse leger naar het Oostfront gestuurd. Maar hij wist te overleven en werd na de Eerste Wereldoorlog een leidende, maar controversiële figuur in het nieuw gestichte Joegoslavië. Hij was de drijvende kracht achter een aantal linkse literaire en politieke bladen en lid van de communistische partij, maar werd daar in 1939 uitgegooid vanwege zijn "onorthodoxe" kijk op kunst, zijn verdediging van de artistieke vrijheid tegen de doctrine van het "sociaal realisme", en zijn onwil om de Grote Zuivering van Stalin te ondersteunen en in tegendeel daarover te polemieken met zowat iedere belangrijke schrijver in Joegoslavië. 

Hij weigerde tijdens de Tweede Wereldoorlog even goed zich aan te sluiten bij de Partizanen van Tito, al had deze tijdens die polemieken bemiddeld tussen hem en de meer partijgetrouwe schrijvers. Na afloop van de oorlog kreeg hij dan ook te maken met een korte periode van sociale stigmatisering, maar in diezelfde periode was hij wel vice-voorzitter van de Academie voor Wetenschap en Kunst in Zagreb en werden zijn verzamelde werken uitgegeven door de voornaamste staatsuitgeverij. Uiteindelijk werd hij, met steun van dictator Tito, gerehabiliteerd en hoofd van zijn eigen Joegoslavisch Instituut voor Lexicografie, dat op vandaag nog steeds naar hem genoemd is. Vanaf dat jaar was hij niet alleen sterk verbonden met de dictator, maar leefde hij ook het leven van een bekende schrijver en intellectueel. 

Wetende dat hij na 1950 maar acht boeken meer heeft geschreven (en géén meer tussen 1969 en zijn dood in 1981) - vergelijk dat met die 95 boeken die hij schreef tussen 1914 en 1939 -, heeft die vriendschap hem wellicht ook tot autocensuur aangezet. Maar dat is dus een fenomeen waarvan in ieder geval in De Glembays niets te merken valt. Het toneelstuk over dezelfde familie wordt trouwens ook vandaag de dag nog opgevoerd door vele Kroatische gezelschappen en is in 1988 nog verfilmd door Antun Vrdoljak. 

Hoe dan ook, een zeer lezenswaardig boek, zelfs al zou u het alleen maar tot u nemen omwille van de stijl van de auteur en niet echt geïnteresseerd zijn in de "lokale" internationale geschiedenis. Want, eerlijk gezegd, wie dat wél is, zal bij momenten genieten van de manier waarop hij de Kroatisch-Hongaarse verhoudingen schildert in de tijd dat die er nog echt toe deden, de tijd dus dat Kroatië eigenlijk niet meer dan een langzamerhand omhoogvallende regio van Hongarije was, met aan het hoofd daarvan een ban die in essentie his master's voice was, maar er wel een hele hofhouding van ja-knikkers op na kon houden. 

Lees, als u het boek niet helemaal wil lezen, in ieder geval het hoofdstuk Barones Lenbach. Ik heb namelijk nog nooit zo'n schitterende beschrijving gelezen van een vrouw die voelt dat ze haar man aan het kwijtspelen is en dat tegelijkertijd voor zichzelf probeert te ontkennen. Het hoofdstuk is amper vijf bladzijden lang, maar elke letter ervan is prachtig. Lees ook het hoofdstuk daarna, Achter het masker, over de actrice met plankenvrees. Niet meer dan zeven bladzijden lang, maar weerom geniaal. En lees ten slotte de twee laatste hoofdstukken, De bruiloft van prefect Klanfar en Klanfar op het landgoed Várady, over hoe de nouveau riche Klanfar - die we uiteraard wel al eerder in het boek zijn tegengekomen - zich introuwt in de kaste van "oude rijken", hoe de proleet met geld, advocatenzoon van een metselaar, de afkeer opwekt van een ja-knikkende kaste die als verzet niet méér kan laten horen dan wat gemurmel, en over het feit ... dat diezelfde proleet ondanks zijn geld blijft voelen dat hij niet thuis hoort in de kaste waar hij zich ingetrouwd heeft, hoe hij zijn vrouw inruilt voor de hoerenkaste(n) en hoe hij uiteindelijk plant zijn kast van een huis te verkopen. Une place à chaque chose et chaque chose à sa place, zeggen ze dan in het Frans. En misschien leverde Miroslav Krleža, ondanks zichzelf, ondanks zijn linkse activisme, daarmee dan tóch nog kritiek op de communisten ...

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !