De Marokkaanse geschiedenis ... ik kan niet zeggen dat ik er echt in thuis ben. Of dat ze mij buitengewoon interesseert. Maar dit boek van Tahar Ben Jelloun heb ik toch wel gekocht op basis van de geschiedkundige informatie op de flap. Die informatie verwees naar de in 1971 ondernomen poging tot staatsgreep tegen de dictator monarch Hassan II en de gevolgen daarvan voor de lagere officieren en kadetten die er aan deelnamen. Van één van die lagere officieren brengt dit boek, zonder hem bij naam te noemen, het verhaal. Een uniek verhaal omdat elk van de lagere officieren en kadetten op zijn manier de jaren na de staatsgreep doorkwam, of niét doorkwam, maar ook een gedeeld verhaal omdat die jaren zich voor allen gedurende bijna twee decennia afspeelden in dezelfde gevangenis, zijnde de gevangenis van Tazmamart.
Hoewel de “criminelen” – kan je mensen die allicht in vele gevallen slecht of niet geïnformeerd deelnamen aan een door hun hogere officieren georganiseerde coup d’état tegen een dictator (wat dan ook de plannen van die hogere officieren achteraf waren) werkelijk als “criminelen” bestempelen of zijn het, zoals de eerste persoon in het verhaal claimt, politieke gevangenen (zie bijvoorbeeld ook de strijd van de gevangenen van de H-Blocks in Ierland om erkenning te krijgen als politieke gevangenen) ? – aanvankelijk veroordeeld werden tot opsluiting gedurende een aantal jaren in een “normale” gevangenis, werden ze daar na een tweetal jaren bij Nacht und Nebel afgevoerd en opgesloten in een officieel niet bestaande gevangenis.
Pas bij de uiteindelijke vrijlating van de overlevenden (slechts 35 van de 65, waarvan 58 betrokken bij de staatsgreep van 1971, gevangenen zagen de wereld buiten Tazmamart terug), aan het einde van de années de plomb – de als lood wegende dictatuur van Hassan II -, erkende het Marokkaanse regime het bestaan van die gevangenis, ná ze vernietigd te hebben (en met het dreigement aan de voormalige gevangenen dat ze er nooit mochten over spreken, want dat ze anders terug gingen). Al waren geruchten over het bestaan van die gevangenis in de voorgaande jaren wél gebruikt als onderdeel van de geestelijke terreur die het sinds meer dan 300 jaar in het land aan de macht zijnde (en nog steeds aan de macht zijnde) koningshuis over de onderdanen uitoefende.
Binnen de muren van de gevangenis bestond de terreur voornamelijk uit ... een verblindende afwezigheid van licht (de gevangenen kregen nooit licht te zien, tenzij bij de begrafenis van een van hun mede-gevangenen). De gevangenen zaten opgesloten in cellen waarin ze niet konden recht staan; moesten het behalve met de kleren waarin ze gevangen genomen waren – zomerkleren, want het was zomer toen ze gearresteerd werden – doen met een tweetal dunne dekens, ook tijdens de ijskoude winters in het Atlasgebergte (Tazmamart ligt in de buurt van Rich); en kregen alleen hard gebakken brood te eten. Wie dood ging, ging dood, ook al waren de signalen duidelijk. Niemand kreeg wat voor medische verzorging dan ook. Zelfs een begrafenis volgens de religieuze gewoonten werd hun in de meeste gevallen niet gegund. En vooral: niémand ter wereld wist waar ze waren en of ze nog leefden en zelf werden ze heel duidelijk gemaakt dat daar ook nooit verandering in zou komen.
Dat laatste, het doordringen van het besef daarvan, en daarmee omgaan, vormt de kern van dit verhaal. De hoofdpersoon doet dat door alles in te zetten op het redden van zijn geest, iets wat hij denkt te kunnen doen door te vergeten wie hij was voor hij de gevangenis binnen kwam, door alle hoop op te geven, door hoop als concept te vergeten. Hij slaagt daar, nauwelijks, in, en is bij de weinige personen van zijn celblok (waar het regime zwaarder is dan in het andere celblok) die na achttien lange jaren weer vrij komen.
Het boek eindigt met die vrijlating, met de medische onverklaarbaarheid van zijn overleven (veel meer dan dat is het ook niet), met het onbegrip van familie en kennissen. Een zeer ontroerend hoofdstuk is dat. Maar de andere hoofdstukken, alles tussen zijn arrestatie en die vrijlating, zijn zeker niet minder aangrijpend. Mij deden ze denken aan bepaalde stukken van Un uomo (Een man) van Oriana Fallaci, waarin ze verhaalt over het leven van de Griekse dichter en strijder tegen het regime van de kolonels, Alexander Panagoulis. Al was Panagoulis een totaal andere man en overleefde hij zijn jaren van marteling en gevangenis op een andere manier, beide verhalen gaan over mensen die alleen maar overleefden door hun eigen unieke karakter.
Hoe dan ook: dit Een verblindende afwezigheid van licht is méér dan de moeite van het lezen waard voor wie in staat is, of zichzelf daartoe enigszins in staat acht, zich te verplaatsen in de geest van een man in wiens positie we met ons allen nooit zouden willen staan en – hopen we dan toch – ook nooit zullen staan. En het is, al probeert het dat niet te zijn (denk ik) ook een schitterende aanklacht tegen de oneindige wreedheden die mensen elkaar kunnen aandoen om, bijvoorbeeld, niks meer dan de idee dat iemand in staat is zich niet neer te leggen bij de eeuwigheid die een of andere regime zou beschoren zijn.
Hoewel de “criminelen” – kan je mensen die allicht in vele gevallen slecht of niet geïnformeerd deelnamen aan een door hun hogere officieren georganiseerde coup d’état tegen een dictator (wat dan ook de plannen van die hogere officieren achteraf waren) werkelijk als “criminelen” bestempelen of zijn het, zoals de eerste persoon in het verhaal claimt, politieke gevangenen (zie bijvoorbeeld ook de strijd van de gevangenen van de H-Blocks in Ierland om erkenning te krijgen als politieke gevangenen) ? – aanvankelijk veroordeeld werden tot opsluiting gedurende een aantal jaren in een “normale” gevangenis, werden ze daar na een tweetal jaren bij Nacht und Nebel afgevoerd en opgesloten in een officieel niet bestaande gevangenis.
Pas bij de uiteindelijke vrijlating van de overlevenden (slechts 35 van de 65, waarvan 58 betrokken bij de staatsgreep van 1971, gevangenen zagen de wereld buiten Tazmamart terug), aan het einde van de années de plomb – de als lood wegende dictatuur van Hassan II -, erkende het Marokkaanse regime het bestaan van die gevangenis, ná ze vernietigd te hebben (en met het dreigement aan de voormalige gevangenen dat ze er nooit mochten over spreken, want dat ze anders terug gingen). Al waren geruchten over het bestaan van die gevangenis in de voorgaande jaren wél gebruikt als onderdeel van de geestelijke terreur die het sinds meer dan 300 jaar in het land aan de macht zijnde (en nog steeds aan de macht zijnde) koningshuis over de onderdanen uitoefende.
Binnen de muren van de gevangenis bestond de terreur voornamelijk uit ... een verblindende afwezigheid van licht (de gevangenen kregen nooit licht te zien, tenzij bij de begrafenis van een van hun mede-gevangenen). De gevangenen zaten opgesloten in cellen waarin ze niet konden recht staan; moesten het behalve met de kleren waarin ze gevangen genomen waren – zomerkleren, want het was zomer toen ze gearresteerd werden – doen met een tweetal dunne dekens, ook tijdens de ijskoude winters in het Atlasgebergte (Tazmamart ligt in de buurt van Rich); en kregen alleen hard gebakken brood te eten. Wie dood ging, ging dood, ook al waren de signalen duidelijk. Niemand kreeg wat voor medische verzorging dan ook. Zelfs een begrafenis volgens de religieuze gewoonten werd hun in de meeste gevallen niet gegund. En vooral: niémand ter wereld wist waar ze waren en of ze nog leefden en zelf werden ze heel duidelijk gemaakt dat daar ook nooit verandering in zou komen.
Dat laatste, het doordringen van het besef daarvan, en daarmee omgaan, vormt de kern van dit verhaal. De hoofdpersoon doet dat door alles in te zetten op het redden van zijn geest, iets wat hij denkt te kunnen doen door te vergeten wie hij was voor hij de gevangenis binnen kwam, door alle hoop op te geven, door hoop als concept te vergeten. Hij slaagt daar, nauwelijks, in, en is bij de weinige personen van zijn celblok (waar het regime zwaarder is dan in het andere celblok) die na achttien lange jaren weer vrij komen.
Het boek eindigt met die vrijlating, met de medische onverklaarbaarheid van zijn overleven (veel meer dan dat is het ook niet), met het onbegrip van familie en kennissen. Een zeer ontroerend hoofdstuk is dat. Maar de andere hoofdstukken, alles tussen zijn arrestatie en die vrijlating, zijn zeker niet minder aangrijpend. Mij deden ze denken aan bepaalde stukken van Un uomo (Een man) van Oriana Fallaci, waarin ze verhaalt over het leven van de Griekse dichter en strijder tegen het regime van de kolonels, Alexander Panagoulis. Al was Panagoulis een totaal andere man en overleefde hij zijn jaren van marteling en gevangenis op een andere manier, beide verhalen gaan over mensen die alleen maar overleefden door hun eigen unieke karakter.
Hoe dan ook: dit Een verblindende afwezigheid van licht is méér dan de moeite van het lezen waard voor wie in staat is, of zichzelf daartoe enigszins in staat acht, zich te verplaatsen in de geest van een man in wiens positie we met ons allen nooit zouden willen staan en – hopen we dan toch – ook nooit zullen staan. En het is, al probeert het dat niet te zijn (denk ik) ook een schitterende aanklacht tegen de oneindige wreedheden die mensen elkaar kunnen aandoen om, bijvoorbeeld, niks meer dan de idee dat iemand in staat is zich niet neer te leggen bij de eeuwigheid die een of andere regime zou beschoren zijn.
Was getekend,
Björn Roose
PS: dat niet iedereen zich bij de algemeenheid van die aanklacht kan neerleggen, blijkt uit het relaas van Aziz Binebine - de man op wiens jaren in Tazmamart dit boek zou gebaseerd zijn - aan Trouw. Voor hem is het boek van Tahar Ben Jelloun niet voldoende gericht tegen het regime van Hassan II.
Björn Roose
PS: dat niet iedereen zich bij de algemeenheid van die aanklacht kan neerleggen, blijkt uit het relaas van Aziz Binebine - de man op wiens jaren in Tazmamart dit boek zou gebaseerd zijn - aan Trouw. Voor hem is het boek van Tahar Ben Jelloun niet voldoende gericht tegen het regime van Hassan II.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !