donderdag 28 september 2017

Pek en zwavel (Gerrit Komrij)

Toch raar hoe een mens al zowat zijn hele leven bekend kan zijn met de naam van een auteur uit ons eigen taalgebied en er toch nooit iets van gelezen heeft. Dat was voor mij het geval met Gerrit Komrij tot het boek Pek en zwavel, waarvan hier de bespreking.

“Nooit iets van gelezen” is trouwens een beetje overdreven: ik heb een paar aforismenbundelingen liggen en daar komen héél frequent citaten van Komrij in voor. Komrij had nu eenmaal een stijl die zich perfect leende tot het verknippen van zijn teksten om er alleen de sterkste stukken uit over te houden. Alhoewel ... veel van zijn teksten zijn gewoon helemáál sterk. Toch minstens in dit boek, dat dan ook, luidens de achterflap, “een bundeling van zijn beste stukken” is.

Ik kan u natuurlijk niks vertellen over het verhaal, want dat is er niet. Komrij neemt de gevoelens onder vuur, de literatuur, boeken, schrijvers, televisie, architectuur, kunst, maatschappelijke fenomenen als feminisme en “tolerantie”, en zelfs zijn eigen leven, en hij doet dat in een stijl waar iedereen die zichzelf polemische gaven toedicht zich aan mag afmeten. De kans dat je bij dat afmeten ergens in de buurt van het niveau van Komrij uitkomt, is klein, maar het is wel naar dat niveau dat je moet streven.

Over de volle lijn aan te raden dus, dit boek ? Ja en nee. Twee van de hoofdstukken vond ik minder interessant: dat over Scientology en dat over “De verkeerde kant”, zijnde de kant waartoe ook Komrij zelf behoorde, de kant van de homo’s. Ik kreeg bij de teksten dáárin de indruk dat Komrij té serieus met de kwestie bezig was en simpelweg vergat er zijn gewoonlijke portie cynische humor aan toe te voegen. “Nee” ook voor wie geen enigszins brede interesse en achtergrond heeft. Komrij neemt in dit boek heel veel dingen op de schop en daar heb je allicht minder aan als je die dingen geenszins kent. Maar volmondig “ja” voor wie van een stevig potje polemiek houdt, voor wie niet wegvlucht bij een (literaire) scheldpartij, voor wie een broertje dood heeft aan politieke correctheid.

Was getekend,

Björn Roose

dinsdag 19 september 2017

Het geslacht Björndal (Trygve Gulbranssen)



Ik doe in mijn boekbesprekingen wel vaker, euh, een boekje open over hoe een bepaald boek in mijn collectie is terecht gekomen. Het geslacht Björndal past wat dat betreft in geen van de gebruikelijke categorieën. Ik kocht het boek namelijk uiteindelijk (ik had het al vele keren zien liggen en láten liggen) omdat het toch dít boek was waarvan mijn moeder beweerde dat ze er onze namen uit gehaald had. "Onze", zijnde die van mijn broer en mij, Gunnar en Björn. Leek me, gezien de titel alleen al, geloofwaardig, en na al die jaren wou ik eigenlijk wel eens weten wat voor karakters die Björn en Gunnar waren. Vandaar dus.

Wel ... ik weet het nog steeds niet. Er komt maar één Björn voor in het boek en dat is een niet als dusdanig aangeduide beer. Björn betekent namelijk "beer". En er komt helemaal géén Gunnar in voor. We zijn dus belogen. Of mijn moeder wist het ook zo goed niet meer.

Maakt niet uit, ik heb het boek nu gelezen. En het viel héél goed mee voor een bestseller. Want dat was het in de jaren 1930. De trilogie - want wat later gebundeld werd als Het geslacht Björndal bestond uit En eeuwig zingen de bossen (1933), Winden waaien om de rotsen (1934) en De weg tot elkander (1935) - ging meer dan 12 miljoen keer over de toonbank en werd vertaald in meer dan 30 talen, wat van auteur Trygve Gulbranssen de vierde best verkopende auteur wereldwijd maakte.

Ik zal niks verklappen dat u niet ook elders op het internet kan vinden als ik zeg dat het boek, o verrassing, rond het geslacht Björndal draait, meer bepaald een aantal generaties daarvan: Torgeir, zijn zonen Tore en Dag, diens vrouw Therese, hún zonen Tore en Dag (nee, da's geen vergissing), zijn vrouw Adelheid, hún eerste twee kinderen (beiden jong gestorven) en hun twee volgende kinderen, de tweeling Torgeir en Dag. En zoals dat gaat met dat soort verhalen is het een historie van voorspoed en tegenslagen, maar in dit geval ook van evenwicht omdat de opeenvolgende Dag Björndals (want zij zijn het steeds die de "buurtschap" leiden) tot het soort mensen behoren dat zich in goede tijden voorbereid op slechte tijden. Bij die goede tijden vinden we onveranderlijk de kersttijd en vaak lijkt het verhaal bijna rechtstreeks van kersttijd naar kersttijd te wentelen (de wereld is rond, het leven draait rond, dat kan iedere heiden u vertellen).

Maar de schrijver is bovenal sterk in het beschrijven van de geestelijke evolutie die die "achterlijke" boeren - want dat zijn ze volgens vele (op een zeker moment, maar nooit blijvend) gegoede burgers van de stad - doormaken, al mocht hij de hele episode van niet uitgesproken kalverliefde tussen Adelheid en Dag wel een stuk korter gemaakt hebben en krijg je werkelijk toch medelijden met diezelfde Adelheid als ze er maar niet in slaagt deel te worden/blijven van het geslacht Björndal.

Tussen die grote verhaallijnen door krijg je echter ook kortere, schijnbaar niet echt samenhangende stukjes te lezen. Flitsen uit het leven van dit geslacht en hun mensen, zeg maar. En dat blijkt uit het in memoriam voor de schrijver achterin het boek ook verklaarbaar. Gulbranssen wordt daarin namelijk als volgt geciteerd in antwoord op de vraag "Hoe ontstonden je romans?": "Heel typisch. Zoals ik je vertelde, heb ik als kleine jongen reeds mijn gedachten vastgelegd en het ging ook zo voort in latere jaren, toen mijn levenservaring groeide. Zo ontstonden er honderden verhalen, korte uitspraken, ja, soms slechts enkele zinnen. Allengs werden de neergeschreven stukjes langer en langer, er ontstonden hele hoofdstukken, gedeelten van een boek, dat in mij leefde en dat eerst in mijzelf groeien moest, totdat ik voelde, rijp te zijn voor het geheel."

Wie daar mee om kan, wie niet opziet tegen een écht traag verhaal, een verhaal dat met de seizoenen meedraait, enige interesse heeft voor geschiedenis (van de Scandinavische landen in het bijzonder) en voor de psychologische rijping van op hun manier - en dat geldt ook voor Adelheid - allemaal stugge mensen, kan ik lezing van deze meer dan vijfhonderd bladzijden tellende turf van Gulbranssen aanbevelen.

Was getekend,

Björn Roose

donderdag 14 september 2017

Het onzekere hart (Jacques Bergeyck)

My rating: 2 of 5 stars

Kijk, dit boekje is niet slecht geschreven. Laat dát in het voordeel van de auteur spreken. Sta me echter toe daar aan toe te voegen dat de staccatostijl die Jacques Bergeyck bij tijd en wijle hanteert, hard op de zenuwen kan werken. Ter illustratie: “Zo werd Monga Mangala een groot man in zijn dorp. Mwenze was een sterke vrouw. Zij voedde haar kind aan haar weelderige borst, zij akkerde op haar grote velden en vulde haar korven met voorraad. Monga kocht palmbomen. Hij kapte er de dikste vruchtkolven uit. Zijn vrouw perste de olie uit de zwarte noten. Hij dronk de witte wijn uit het hart van de boom. Trok het regenseizoen naar het einde, dan zat de honger in de hutten. De voorraadkorven raakten leeg. De nieuwe vruchten rijpten nog op het veld. Wie vooruit ziet vreest de magere maanden niet. Mwenze ruilde van haar voorraad tegen kleinvee en kippen. Zij bouwde een kraal op het erf achter haar huis. Monga was een moedig jager. De Geest was hem goedgunstig.” Bij zo’n paragrafen krijg ik de neiging een ma-chi-ne-ge-weer tevoorschijn te toveren en op de auteur te gaan schieten.

Dat gezegd zijnde: de auteur lijkt ook een en ander te weten over de lokale gebruiken in het stukje Afrika waar hij zijn verhaal plaatst. Dat stukje bevindt zich rond het dorp Bulumbu in Congo-Kinshasa ofte de (Democratische Republiek) Congo, meer bepaald in wat vroeger de provincie Katanga aldaar was (tegenwoordig is die provincie klaarblijkelijk weer opgedeeld in de vier provincies die er bestonden voor het koninkrijk Yeke – waarvan de koning vermoord werd in opdracht van de belgische koning Leopold II – officieel aangehecht werd bij de belgische kolonie Kongo). En dat is de provincie waar Bergeyck 12 jaar actief was als ... missionaris. Bergeyck liefhebberde echter ook in de antropologie en het volk waartoe de personages in dit boekje behoren, de Luba, werd het onderwerp van een doctoraatsthesis die van hem meer dan een liefhebber terzake zouden maken. Hij lijkt dus niet alleen de lokale gebruiken te kennen, hij kent ze.

Maar Bergeyck blijft (bleef, want hij is in 1991 overleden) natuurlijk ook een pater, een franciscaan. En paters hebben van het huwelijksleven en de liefde tussen de geslachten doorgaans niet al te veel kaas gegeten, laat staan dat ze daar veel interessants over te melden hebben. Als zo’n pater dan een romannetje (van zo’n 70 bladzijden dik) gaat schrijven met als onderwerp het deerlijk mislukte huwelijk van Monga en Mwenze, dan biedt zelfs de volgens de lokale gebruiken toegestane tweede vrouw en de “spanning” tussen haar en de eerste niet genoeg interessants om je langer dan een minuut of twee bezig te houden. En daar vermag de Afrikaanse setting helaas niks aan te veranderen ...

View all my reviews

Was getekend,

Björn Roose 

vrijdag 8 september 2017

Het grote avontuur (Nicolas Belina-Podgaetsky)

Toegegeven, veel boeken in mijn bibliotheek zijn daar niet terechtgekomen ten gevolge van een weloverwogen aankoop. Het merendeel zelfs, denk ik. In een aantal gevallen gaat het om boeken die ik gekregen heb, soms bij hopen ter gelijkertijd, en die ik - omdat ik die dingen nu eenmaal verzamel - niet onmiddellijk weer weg kon doen of minstens ooit eens moe(s)t inkijken; in een aantal andere gevallen gaat het om impulsaankopen op rommelmarkten, kringwinkels, bibliotheekuitverkopen, enfin, het soort gelegenheden waarbij een mens wegens de kleine prijsjes niet al te nauw kijkt en wel vaker overgaat tot judge a book by the cover.

Ik vermoed dat dat ook zo gegaan is met Het grote Avontuur van Nicolas Belina-Podgaetsky (Podgaetzky volgens uitgever Franciscaanse Standaard). De cover maakte al duidelijk dat het om een anti-communistisch werkje ging en voor een anti-communist als ondergetekende kan dat volstaan om tot aankoop over te gaan.

Helaas is dat anti-communisme dan ook zo'n beetje het enige wat ik de auteur zo op het eerste zicht aan complimenten kon meegeven. Het boekje heeft de diepgang van een rivieraak, is zo spannend als de Ronde van Frankrijk op een rustdag, en haalt nergens een hoger niveau dan pakweg De jacht op een voetbal van Jommeke. Dat laatste met mijn excuses aan (de in 2009 overleden) Jef Nys, want als kind heb ik de Jommeke-albums zo'n beetje verslonden.

Dat gezegd zijnde, moet ik die excuses misschien uitbreiden tot Nicolas Belina-Podgaetsky. Belina-Podgaetsky blijkt namelijk in de eerste plaats, misschien de enige plaats, een jeugdschrijver geweest te zijn, de productiefste van alle Russische literaire emigranten in belgië van de laten jaren 1930 tot het begin van de jaren 1950. Behalve bij de Franciscaanse Standaard publiceerde hij in die hoedanigheid onder andere bij Durendal, Casterman en de Goede Pers (Averbode). Als ik dáár zo aan denk, vind ik eigenlijk alleen de voetnoten storen. Een jeugdig publiek is immers - en dat zal toen, in 1948, niet anders geweest zijn dan in mijn jeugd of nu - nauwelijks geïnteresseerd in uitleg over de realiteit als het verdiept is in "het grote avontuur" ...

Was getekend,

Björn Roose