dinsdag 17 januari 2023

De vrouw met de gouden arm – Filip Huysegems (boekbespreking door Björn Roose)

De vrouw met de gouden arm – Filip Huysegems (boekbespreking door Björn Roose)
Voor de tweede keer op een week tijd bespreek ik hier een boek uitgegeven bij Doorbraak. Niet omdat dat plots m’n favoriete uitgeverij is geworden – al was Vanmol’s hoop, dat ik hier besprak, natuurlijk geweldig -, maar omdat ik van een “oude” kameraad een aantal boeken van die uitgeverij cadeau heb gekregen, ik m’n koffers aan het pakken was, en ze dus dáárin zijn terechtgekomen in plaats van in mijn boekenkasten. Zo ging behalve het eerder genoemde boek van Erwin Vanmol dus ook De vrouw met de gouden arm van Filip Huysegems mee op reis naar Bretagne. Daar las ik ondanks het af en toe mindere weer zoals gewoonlijk op mijn reizen zo goed als niks overdag, maar makkelijk te lezen dingetjes, zelfs al zijn ze een grote tweehonderd bladzijden dik, gaan er ‘s avonds tussen de afwas en het slapengaan ook als ik in gezelschap ben vlotjes dóór, dus na tweeënhalve avond was De vrouw in kwestie al aan vervanging toe.

Filip Huysegems is, volgens de achterflap, “freelance journalist” en “werkte” (een verleden tijd die niet letterlijk op te vatten is, want een snelle zoektocht op het internet leert dat hij dat nog steeds doet) “voor De Standaard, Radio 1, Knack Weekend, Trends, ZO Magazine…”. Volgens het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek werkte hij ook nog voor Trends en voor persbureau IPS en schreef hij in de jaren negentig al twee boeken: Latino’s. Een reis door de nieuwe Verenigde Staten (verschenen bij Atlas in 1997) en Nicaragua (in 1998 uitgegeven door de niet meteen bekende uitgeverij Koninklijk – bij het Fonds heet dat KoninlijkInstituut voor de Tropen). Tussen die twee en De vrouw met de gouden arm vind ik eigenlijk alleen maar terug dat hij niet z’n hele carrière “freelance journalist” geweest is, maar “een omweg via diverse multinationals (AB Inbev, Deutsche Bank en DHL)” maakte.

Niet echt veel materiaal dus waarmee ik de auteur aan u voor kan stellen, maar hij heeft dat gecompenseerd door een volledige webstek aan dit boek te wijden. Een webstek met niet zo heel veel tekst weliswaar, maar ze bevat wél de info die ook die “oude” kameraad mij wist te verstrekken en die niet meegegeven wordt in het boek zelf. Ja, op de achterflap staat net zoals op die webstek vermeld dat “De vrouw met de gouden arm (…) een satire [is] op onze tijden, waarin uitzinnige opvattingen over mens en maatschappij over elkaar heen buitelen en iedereen zich weleens afvraagt: is dit nu als grap bedoeld, of is het menens?”. En ja, tussen de hoofdstukken in het boek zitten bladzijden waarop krantenknipsels waarin onderstreept of gemarkeerd is, staan en die duidelijk als inspiratie hebben gediend, terwijl de volgende frases op respectievelijk de achterflap en de webstek ook zeer sterk op mekaar lijken: “Alles in dit boek is ooit echt gezegd, geschreven of gebeurd.”; “Niets in De vrouw met de gouden arm is verzonnen. Alles wat er wordt gezegd, is ooit werkelijk gezegd of geschreven.” Maar waar het door Huysegems gevolgde procédé niet uiteengezet wordt in het boek, doet hij dat wel op de webstek: “Het is geplukt uit interviews, opiniestukken, artikels, edito’s, reportages”. Gevolgd door: “De grondstoffen voor het verhaal haalde ik uit kranten- en tijdschriftenartikels. Nooit was een boek schrijven zo gemakkelijk: ik moest gewoon elke dag op mijn stoel gaan zitten en wachten tot het materiaal binnenstroomde. Daar heb ik mee gepuzzeld tot ik een verhaal had. (...) Zodra ik het materiaal netjes aan elkaar had geplakt, kwam het erop aan er wat literaire lak overheen te strijken zodat je de naden niet meer zag. Ook stilistisch heb ik niets zelf bedacht. Ik liet mijn schrijfhand leiden door alle boeken die ik ooit gelezen heb, zelfs door boeken waarvan ik vergeten ben dat ik ze gelezen heb.”

Easy-peasy dus, dit boek schrijven, als je de auteur mag geloven. Maar ondanks het feit dat ik hem niét geloof, vind ik dat hij best wat meer moeite had mogen doen. De vraag “is dit nu als grap bedoeld, of is het menens” stel ik me niet echt, maar als “een woke satire”, zoals de beschrijving op de voorflap luidt, is het boek nauwelijks geslaagd te noemen. Een beetje té veel ingebed in de realiteit misschien en nauwelijks voorzien van het enige dat dat goed had kunnen maken: humor. Filosofisch ongetwijfeld interessant om je boek te beginnen met een citaat van Michel Foucault over “de grenzen van een boek” en hoe “een werk verweven is in een systeem van verwijzingen naar andere werken, naar andere teksten, naar andermans zinnen”, maar ‘t is de lijm daartussen die dat knip- en plakwerk mogelijk interessant maakt. Enigszins inventief om je boek te beginnen met de Epiloog, maar ook weer niet zo origineel dat ik er van omver val: de flashback die er na komt, zit volledig in volgorde en haalt het effect van dat stukje originaliteit zo weer onderuit. De poging een evenwicht te creëren tussen woke-gekken en complotgekken is allicht ook weer filosofisch verantwoord, maar werkt niet als het er om gaat de zaak boeiend te maken. Het een paar jaar vooruit in de tijd plaatsen (“de Oekraïense oorlog” is klaarblijkelijk al voorbij) heeft hetzelfde slaapverwekkende effect. Ja, we weten dat er evenveel klein-linkse fracties bestaan als er klein-linkselaars zijn. Ja, het als négeren uitspreken van negeren is ooit (een paar decennia geleden) een goeie bak geweest. Ja, we zijn er van op de hoogte dat volgens de zogenaamde anti-racisten zelfs de meest niet-racistische mens een racist is (da’s die mensen hun verdienmodel). Ja, we kennen de karikatuur van de flik die met twee vingers typt (ik ben wel eens verhoord geweest). Ja, er wordt tegenwoordig veel geschreeuwd dat iets “schandalig” is zonder dat je de schreeuwers ooit zover kan krijgen te zeggen wat precies en waarom. Ja, de cancel culture heeft het Berufsverbot ruim ingehaald als middel om zogenaamde tegenstanders te nekken. Ja, Inuit kan je lezen als In-uit. Ja, er zijn “mannen” die zichzelf zo haten dat ze het liefst hun fluit aan de wilgen zouden hangen. Ja, “de weg naar jullie Utopia” zal onvermijdelijk eindigen waar ook de Franse Revolutie eindigde, bij het opvreten van de eigen kinderen (zo die er nog zijn). Ja, we zijn er van op de hoogte dat er nogal wat lieden rondlopen die proberen de gedachten te controleren door de taal te “saneren”. Ja, manga’s zitten vaak op of over de grens van de kinderporno. Nee, politici zijn nóóit deugdzaam. Nee, politiemensen kunnen geen betogers tellen. Nee, Black B’lang is géén lollige variant op Black Block. Nee, vragen of iemand “een wit wijntje” wil om een “situatie te ontmijnen” die ontstaan is door een discussie over “blank” of “wit”, is niet hilarisch. Nee, al die dingen samen maken nog in de verste verte geen satire. En nee, happy endings zijn niet interessant buiten het massagesalon. Lees zelf gedurende een week een paar gazetten en tijdschriften en je hebt een interessanter geheel dan Huysegems bij mekaar geschreven heeft, al is het maar omdat aanslagen in het echt tegenwoordig (helaas) al lang niet meer met taarten worden uitgevoerd.

Het meest interessante aan dit boek is dan ook de verwijzing op pagina 78 naar De maatregel (Die Maßname) van Bertolt Brecht en op pagina 184 naar het Storm-verhaal De laatste vechter van Don Lawrence en Martin Lodewijk. Al is het maar goed dat Huysegems minder aandacht besteedt aan De maatregel dan aan De laatste vechter: wie bij het tweede album van De kronieken van de diepe wereld (eigenlijk het derde, Commandant Greg meegeteld) de uitleg geeft over “hoe de krijger-astronaut Storm over de planeet Pandarve doolt” en daarmee zomaar even acht albums en vier jaar verkeerd zit (De kronieken van Pandarve beginnen pas met album 10, De piraten van Pandarve), kan per slot van rekening ook De maatregel verwarren met Safety First

Björn Roose

PS: de persoon die het madammeke op de voorpagina ontworpen heeft, kan er wat van, maar die wou dan weer niet echt met naam genoemd worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !