My rating: 3 of 5 stars
Wat hebben Anna Blaman, Antoon Coolen, Max Dendermonde, Henriëtte van Eyk, Hella Haasse, Alfred Kossmann, Adriaan van der Veen en Simon Vestdijk gemeen ?
Het zou een kwisvraag kunnen zijn. Het antwoord erop luidt dat ze allemaal een boek hebben geschreven dat als titel De doolhof draagt.
Of dat niet wat verwarrend is ? Als het telkens om hetzelfde boek gaat, nauwelijks. En dat doet het ook. De doolhof is een boek geschreven door acht auteurs, een – zoals de achterflap vermeldt – “knap geconstrueerde, boeiende roman (...) van (...) acht auteurs, die elk een hoofdstuk schreven en het elkaar niet gemakkelijk maakten.” Henriëtte van Eyk had daarbij het voorrecht het eerste hoofdstuk te schrijven en het hoofdpersonage Evert Frel te introduceren, Simon Vestdijk kreeg de taak de zeven vorige hoofdstukken tot een einde te brengen.
Ik verklap u verder niks over de inhoud, maar geef u wel een citaat mee dat ook inleider Adriaan Van der Veen aanhaalt: “In zeven hoofdstukken had hij [Evert Frel, noot van mij] neergelegd wat van zijn kant tot opheldering kon bijdragen; meer nog, deze hoofdstukken had hij telkens op verschillende wijzen opgezet en uitgevoerd, zo zelfs, dat het mij vaak moeite kostte uit te maken of hij niet door een ander was geholpen. Ik spreek deze dwaze veronderstelling uit om een denkbeeld te geven van mijn onthutsing door dit agglomeraat van stijlen. Men mocht dit werk zeker als literair volwaardig beschouwen, al had hij de verleiding niet kunnen weerstaan van het aanbrengen van verfraaiingen, van een te markant en daardoor te eentonig beeld van zijn eigen karakter, en van al te uiterlijke spanningen, als in een, daarom nog lang niet te veroordelen detectiveverhaal.”
En eerlijk gezegd, de auteur van het citaat is daarmee braaf geweest. Sommige hoofdstukken maken op zijn zachtst gezegd pas op de plaats, het is duidelijk dat een aantal van de auteurs absoluut geen idee hadden wat ze Evert Frel verder zouden laten doen, of dat wél hadden, maar er rekening mee hielden dat er nog zoveel schrijvers ná hen moesten komen. Goed dat Vestdijk, uit wiens hoofdstuk bovenstaand citaat afkomstig is, met een serieuze kunstgreep – een verandering van hoofdpersonage – de meubels gered heeft en de hoofdstukken die tot op dat moment met spuug aan mekaar hingen écht tot een geheel maakt. Dat laatste is ook het enige dat van dit boek méér maakt dan een literair experiment.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !